Engels

Uitgebreide vertaling voor passage (Engels) in het Nederlands

passage:

passage [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the passage (corridor; aisle)
    de corridor; de doorgang; de passage
    • corridor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • doorgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • passage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. the passage (gangway; aisle; alley)
    de passage; de gang; de doorgang; het gangpad; de doorloop
    • passage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • doorgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gangpad [het ~] zelfstandig naamwoord
    • doorloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the passage (corridor)
    verbindingsgang; de hal; de overloop; het portaal
  4. the passage (sea voyage; crossing; transition)
    de overtocht; de overvaart
  5. the passage (excursion; trip; journey; )
    de uitstapje; het tochtje; het toertje; de trip; het uitje
    • uitstapje [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tochtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • toertje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • trip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitje [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. the passage
    de doortocht; de doorvaart
  7. the passage
    de doorrit
    • doorrit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. the passage
    de passus
    • passus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. the passage (sea voyage)
    de zeereis
    • zeereis [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor passage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
corridor aisle; corridor; passage corridor; gangway
doorgang aisle; alley; corridor; gangway; passage
doorloop aisle; alley; gangway; passage
doorrit passage
doortocht passage in transit; passage through
doorvaart passage
gang aisle; alley; gangway; passage corridor; drive; excursion; gangway; journey; outing; speed; tour; trip; velocity; voyage
gangpad aisle; alley; gangway; passage
hal corridor; passage Knights' Hall; drawing-room; entrance-hall; fish-market; foyer; hall; lobby; portal; reception-room; salon; vestibule; waiting-room
overloop corridor; passage landing
overtocht crossing; passage; sea voyage; transition
overvaart crossing; passage; sea voyage; transition
passage aisle; alley; corridor; gangway; passage
passus passage
portaal corridor; passage foyer; hall; lobby; vestibule
tochtje drive; excursion; feat; journey; passage; trick; trip; voyage excursion; hike; hiking tour; journey; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tour; tramp; trip; walk
toertje drive; excursion; feat; journey; passage; trick; trip; voyage
trip drive; excursion; feat; journey; passage; trick; trip; voyage excursion; journey; tour; trip
uitje drive; excursion; feat; journey; passage; trick; trip; voyage hike; hiking tour; outing; promenade; ramble; short walk; stroll; tramp; walk
uitstapje drive; excursion; feat; journey; passage; trick; trip; voyage drive; escapade; excursion; have a bit on the side; journey; outing; pleasure-trip; tour; trip; voyage
verbindingsgang corridor; passage
zeereis passage; sea voyage
- enactment; handing over; musical passage; passageway; passing; transit; transition
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- channel; course; crossing; fairway; navigable course; navigable passage; paragraph; thoroughfare; track; voyage

Verwante woorden van "passage":


Synoniemen voor "passage":


Verwante definities voor "passage":

  1. the act of passing from one state or place to the next1
  2. a journey usually by ship1
    • the outward passage took 10 days1
  3. the act of passing something to another person1
  4. a bodily reaction of changing from one place or stage to another1
    • the passage of air from the lungs1
  5. the passing of a law by a legislative body1
  6. a way through or along which someone or something may pass1
  7. a path or channel or duct through or along which something may pass1
    • the nasal passages1
  8. a section of text; particularly a section of medium length1
  9. a short section of a musical composition1
  10. the motion of one object relative to another1

Wiktionary: passage

passage
noun
  1. een pad voor wandelaars, voetpad
  2. ontlasting, doorgang
  3. met strepen gemarkeerd onderdeel van een rijbaan dat breed genoeg is voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen

Cross Translation:
FromToVia
passage stuk Abschnitt — ein Teil eines Textes
passage weg chemin — Zone sur laquelle on circule
passage baan; gang; overloop; rijstrook couloir — Passage long et étroit (sens général)
passage eenbaansweg; heerbaan; rijweg; straatweg; hoofdweg; baan; route; weg; spoor routeTraductions à trier suivant le sens.

Verwante vertalingen van passage