Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. presence:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor presence (Engels) in het Nederlands

presence:

presence [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the presence (in the presence of)
    de aanwezigheid; het bijzijn; de tegenwoordigheid
  2. the presence
    de aanwezigheid; de presentie
  3. the presence (presence information)
    – A collection of attributes that provide an indication of a person's status, activity, location, willingness to communicate, and contact information. 1
    de aanwezigheid

Vertaal Matrix voor presence:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanwezigheid in the presence of; presence; presence information
bijzijn in the presence of; presence
presentie presence
tegenwoordigheid in the presence of; presence
- bearing; comportment; front; mien
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- existence; occurrence

Verwante woorden van "presence":

  • presences

Synoniemen voor "presence":


Antoniemen van "presence":


Verwante definities voor "presence":

  1. the act of being present2
  2. dignified manner or conduct2
  3. the impression that something is present2
    • he felt the presence of an evil force2
  4. the immediate proximity of someone or something2
    • she blushed in his presence2
    • he sensed the presence of danger2
  5. an invisible spiritual being felt to be nearby2
  6. the state of being present; current existence2
    • he tested for the presence of radon2
  7. A collection of attributes that provide an indication of a person's status, activity, location, willingness to communicate, and contact information.1

Wiktionary: presence

presence
noun
  1. fact or condition of being present
presence
noun
  1. het aanwezig zijn op een bepaald tijdstip en plaats
  2. aanwezigheid

Cross Translation:
FromToVia
presence aanwezigheid; bijzijn; presentie; tegenwoordigheid présenceexistence d’une personne dans un lieu donner.

Verwante vertalingen van presence