Engels

Uitgebreide vertaling voor put away (Engels) in het Nederlands

put away:

to put away werkwoord (puts away, put away, putting away)

  1. to put away (clean; tidy up; clear away)
    opruimen; bergen
    • opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)
    • bergen werkwoord (berg, bergt, bergde, bergden, gebergd)
  2. to put away (stow away)
    opbergen; wegbergen
    • opbergen werkwoord (berg op, bergt op, borg op, borgen op, opgeborgen)
    • wegbergen werkwoord (berg weg, bergt weg, borg weg, borgen weg, weggeborgen)
  3. to put away (make reservations; reserve; allocate; set aside; put aside)
    reserveren; reis boeken; vastleggen; bespreken
    • reserveren werkwoord (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)
    • reis boeken werkwoord
    • vastleggen werkwoord (leg vast, legt vast, legde vast, legden vast, vastgelegd)
    • bespreken werkwoord (bespreek, bespreekt, besprak, bespraken, besproken)
  4. to put away (reserve; allocate; set aside; put aside)
    voorbehouden; reserveren
    • voorbehouden werkwoord (behoud voor, behoudt voor, behield voor, behielden voor, voorbehouden)
    • reserveren werkwoord (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)
  5. to put away (store)
    stallen
    • stallen werkwoord (stal, stalt, stalde, stalden, gestald)
  6. to put away (reserve; put aside; set aside)
    reserveren; behouden; opzijleggen; achterhouden; terughouden
    • reserveren werkwoord (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)
    • behouden werkwoord (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • opzijleggen werkwoord (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • terughouden werkwoord (houd terug, houdt terug, hield terug, hielden terug, teruggehouden)
  7. to put away (stash away; hide away; tuck away; stuff away; lock up)
    wegstoppen; wegsteken
    • wegstoppen werkwoord (stop weg, stopt weg, stopte weg, stopten weg, weggestopt)
    • wegsteken werkwoord (steek weg, steekt weg, stak weg, staken weg, weggestoken)
  8. to put away (store; lay aside; save)
    bewaren; opzij leggen; wegzetten
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • opzij leggen werkwoord (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • wegzetten werkwoord (zet weg, zette weg, zetten weg, weggezet)
  9. to put away (dismiss)
    van zich afzetten
    • van zich afzetten werkwoord (zet mij van zich af, zet je van zich af, zette mij van zich af, zetten ons van zich af, zich van zich afgezet)
  10. to put away (lock up; store)
    wegbergen; wegsluiten; opbergen
    • wegbergen werkwoord (berg weg, bergt weg, borg weg, borgen weg, weggeborgen)
    • wegsluiten werkwoord (sluit weg, sloot weg, sloten weg, weggesloten)
    • opbergen werkwoord (berg op, bergt op, borg op, borgen op, opgeborgen)
  11. to put away (polish off)
    verschalken; nuttigen
    • verschalken werkwoord (verschalk, verschalkt, verschalkte, verschalkten, verschalkt)
    • nuttigen werkwoord (nuttig, nuttigt, nuttigde, nuttigden, genuttigd)

Conjugations for put away:

present
  1. put away
  2. put away
  3. puts away
  4. put away
  5. put away
  6. put away
simple past
  1. put away
  2. put away
  3. put away
  4. put away
  5. put away
  6. put away
present perfect
  1. have put away
  2. have put away
  3. has put away
  4. have put away
  5. have put away
  6. have put away
past continuous
  1. was putting away
  2. were putting away
  3. was putting away
  4. were putting away
  5. were putting away
  6. were putting away
future
  1. shall put away
  2. will put away
  3. will put away
  4. shall put away
  5. will put away
  6. will put away
continuous present
  1. am putting away
  2. are putting away
  3. is putting away
  4. are putting away
  5. are putting away
  6. are putting away
subjunctive
  1. be put away
  2. be put away
  3. be put away
  4. be put away
  5. be put away
  6. be put away
diverse
  1. put away!
  2. let's put away!
  3. put away
  4. putting away
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor put away:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergen saving; storing
bespreken discussing; talking about
bewaren saving; storing
opzij leggen lay by
stallen stables
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterhouden put aside; put away; reserve; set aside blur; conceal; disguise; gloss over; hide; hush up; mantle; nick; pinch; restrain; snitch; steal; suppress; veil
behouden put aside; put away; reserve; set aside conserve; guard; keep; keep up; maintain; preserve; protect; provide for; retain; shield; support
bergen clean; clear away; put away; tidy up put in safety; salvage
bespreken allocate; make reservations; put aside; put away; reserve; set aside comment; discuss; review; speak about; talk about; talk it over
bewaren lay aside; put away; save; store archivate; conserve; document; file; guard from; keep; lay up; organise; organize; preserve; put up; save; secure; shield; stock; store
nuttigen polish off; put away consume; dine; dispatch; eat; grab a bite; have a meal; have dinner; have something to eat; munch; nibble; nybble
opbergen lock up; put away; store; stow away archivate; document; file; organise; organize; store
opruimen clean; clear away; put away; tidy up clean out; clean up; clear; clear out; clear the table; empty; empty the table; finish; tidy out; tidy up
opzij leggen lay aside; put away; save; store hoard; pot; store
opzijleggen put aside; put away; reserve; set aside
reis boeken allocate; make reservations; put aside; put away; reserve; set aside
reserveren allocate; make reservations; put aside; put away; reserve; set aside
stallen put away; store
terughouden put aside; put away; reserve; set aside crush; fend off; keep back; keep in control; keep off; lay off; parry; pulverise; pulverize; recant; retract; revoke; rub fine; subdue; suppress; take back; withhold
van zich afzetten dismiss; put away
vastleggen allocate; make reservations; put aside; put away; reserve; set aside anchor; book; chain; enter into; fasten; fasten to a rope; fetter; fix; fix deposit; inscribe; legally bind; list; moor; note; note down; put on fixed deposit; record; register; secure; sign up; tie; tie up; write down
verschalken polish off; put away
voorbehouden allocate; put aside; put away; reserve; set aside
wegbergen lock up; put away; store; stow away
wegsluiten lock up; put away; store
wegsteken hide away; lock up; put away; stash away; stuff away; tuck away
wegstoppen hide away; lock up; put away; stash away; stuff away; tuck away blur; conceal; disguise; hide; hush up
wegzetten lay aside; put away; save; store
- lock; lock away; lock in; lock up; put aside; put to sleep; shut away; shut up; tuck away; tuck in
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
opruimen Sweep

Synoniemen voor "put away":


Verwante definities voor "put away":

  1. turn away from and put aside, perhaps temporarily1
    • it's time for you to put away childish things1
  2. eat up; usually refers to a considerable quantity of food1
  3. kill gently, as with an injection1
  4. place in a place where something cannot be removed or someone cannot escape1
  5. stop using1
    • the children were told to put away their toys1
    • the students put away their notebooks1


Verwante vertalingen van put away