Engels

Uitgebreide vertaling voor quarrels (Engels) in het Nederlands

quarrels:

quarrels [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the quarrels (fights; collisions)
    de ruzies; de aanvaringen
    • ruzies [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • aanvaringen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor quarrels:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvaringen collisions; fights; quarrels
ruzies collisions; fights; quarrels

Verwante woorden van "quarrels":


quarrel:

quarrel [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the quarrel (wrangle; squabble)
    de ruzie; het geschil; de kwestie; de twist
    • ruzie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geschil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwestie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • twist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the quarrel (disagreement; conflict; argument; )
    het conflict; de onenigheid; de ruzie; de botsing; de twist
    • conflict [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onenigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ruzie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • botsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • twist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the quarrel (difference of opinion; dispute; twist; row)
    het meningsverschil; het dispuut; de onenigheid; de woordenwisseling
  4. the quarrel (argument; battle of words; disputation; )
    het dispuut; de debat; de woordenwisseling; het geschil; redestrijd; de ruzie; het twistgesprek; de woordenstrijd; de twist; de redetwist
  5. the quarrel (dispute; disagreement; controversy)
    de onenigheid; het geschil; de twist
    • onenigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geschil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • twist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to quarrel werkwoord (quarrels, quarreled, quarreling)

  1. to quarrel (wrangle; argue; twist; )
    ruzieën; bekvechten; twisten; hakketakken; bakkeleien
    • ruzieën werkwoord (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • bekvechten werkwoord (bekvecht, bekvechtte, bekvechtten, gebekvecht)
    • twisten werkwoord (twist, twistte, twistten, getwist)
    • hakketakken werkwoord (hakketak, hakketakt, hakketakte, hakketakten, gehakketakt)
    • bakkeleien werkwoord (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
  2. to quarrel (mat; fight)
    strijden; matten; vechten; knokken
    • strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • knokken werkwoord (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
  3. to quarrel (battle with; fight; combat; contest)
    bestrijden; bevechten; bekampen
    • bestrijden werkwoord (bestrijd, bestrijdt, bestreed, bestreden, bestreden)
    • bevechten werkwoord (bevecht, bevocht, bevochten, bevochten)
    • bekampen werkwoord (bekamp, bekampt, bekampte, bekampten, bekampt)
  4. to quarrel (make trouble; wrangle; bicker; altercate)
    ruziën; ruzie maken; twisten; krakelen; kiften; kijven
    • ruziën werkwoord (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • ruzie maken werkwoord (maak ruzie, maakt ruzie, maakte ruzie, maakten ruzie, ruzie gemaakt)
    • twisten werkwoord (twist, twistte, twistten, getwist)
    • krakelen werkwoord
    • kiften werkwoord (kift, kiftte, kiftten, gekift)
    • kijven werkwoord (kijf, kijft, keef, keven, gekeven)
  5. to quarrel (fall out; discord)

Conjugations for quarrel:

present
  1. quarrel
  2. quarrel
  3. quarrels
  4. quarrel
  5. quarrel
  6. quarrel
simple past
  1. quarreled
  2. quarreled
  3. quarreled
  4. quarreled
  5. quarreled
  6. quarreled
present perfect
  1. have quarreled
  2. have quarreled
  3. has quarreled
  4. have quarreled
  5. have quarreled
  6. have quarreled
past continuous
  1. was quarreling
  2. were quarreling
  3. was quarreling
  4. were quarreling
  5. were quarreling
  6. were quarreling
future
  1. shall quarrel
  2. will quarrel
  3. will quarrel
  4. shall quarrel
  5. will quarrel
  6. will quarrel
continuous present
  1. am quarreling
  2. are quarreling
  3. is quarreling
  4. are quarreling
  5. are quarreling
  6. are quarreling
subjunctive
  1. be quarreled
  2. be quarreled
  3. be quarreled
  4. be quarreled
  5. be quarreled
  6. be quarreled
diverse
  1. quarrel!
  2. let's quarrel!
  3. quarreled
  4. quarreling
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor quarrel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestrijden challenge; contest; dispute; impugn
botsing argument; conflict; difference of opinion; disagreement; discord; dispute; quarrel; row bumping into; colliding with; collision; crash; crashing into; hit; smash
conflict argument; conflict; difference of opinion; disagreement; discord; dispute; quarrel; row collision; conflict; discord; dissension; disunity; division
debat argument; battle of words; debate; disagreement; disputation; dispute; quarrel; squabble; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play debate; discussion
dispuut argument; battle of words; debate; difference of opinion; disagreement; disputation; dispute; quarrel; row; squabble; twist; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play association; debating society; society
geschil argument; battle of words; controversy; debate; disagreement; disputation; dispute; quarrel; squabble; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play; wrangle
kwestie quarrel; squabble; wrangle affair; assignment; business; case; issue; matter; point of discussion; problem; problematical case; problems; question; statement; summary; task
meningsverschil difference of opinion; dispute; quarrel; row; twist
onenigheid argument; conflict; controversy; difference of opinion; disagreement; discord; dispute; quarrel; row; twist argument; conflict; disagreement; discord; dissension; disunity; division; unease about
redestrijd argument; battle of words; debate; disagreement; disputation; dispute; quarrel; squabble; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play
redetwist argument; battle of words; debate; disagreement; disputation; dispute; quarrel; squabble; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play
ruzie argument; battle of words; conflict; debate; difference of opinion; disagreement; discord; disputation; dispute; quarrel; row; squabble; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play; wrangle
ruzie maken arguing
strijden fight; fighting; scuffle; tussle
twist argument; battle of words; conflict; controversy; debate; difference of opinion; disagreement; discord; disputation; dispute; quarrel; row; squabble; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play; wrangle conflict; discord; dissension; disunity; division; perversion; twisting
twistgesprek argument; battle of words; debate; disagreement; disputation; dispute; quarrel; squabble; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play
vechten fighting
woordenstrijd argument; battle of words; debate; disagreement; disputation; dispute; quarrel; squabble; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play
woordenwisseling argument; battle of words; debate; difference of opinion; disagreement; disputation; dispute; quarrel; row; squabble; twist; verbal dispute; verbal duel; verbal sword-play
- dustup; row; run-in; words; wrangle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakkeleien altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle fight; scrap; scuffle
bekampen battle with; combat; contest; fight; quarrel
bekvechten altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle
bestrijden battle with; combat; contest; fight; quarrel challenge; contest; dispute; question
bevechten battle with; combat; contest; fight; quarrel
hakketakken altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle
in onmin geraken discord; fall out; quarrel
kiften altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle bicker; squabble
kijven altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle
knokken fight; mat; quarrel fight; scrap; scuffle
krakelen altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle
matten fight; mat; quarrel fight; scrap; scuffle
ruzie maken altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle
ruzieën altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle
ruziën altercate; bicker; make trouble; quarrel; wrangle
strijden fight; mat; quarrel fight; keep up the struggle; put up a fight; struggle; wage ware
twisten altercate; argue; bicker; debate; dispute; make trouble; quarrel; twist; wrangle argue; bending repeatedly; dispute
vechten fight; mat; quarrel fight; keep up the struggle; put up a fight; scrap; scuffle; struggle; wage ware
- altercate; argufy; dispute; scrap
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
botsing impact
- strife

Verwante woorden van "quarrel":


Synoniemen voor "quarrel":


Verwante definities voor "quarrel":

  1. an arrow that is shot from a crossbow; has a head with four edges1
  2. an angry dispute1
    • they had a quarrel1
  3. have a disagreement over something1
    • We quarreled over the question as to who discovered America1

Wiktionary: quarrel

quarrel
noun
  1. verbal dispute or heated argument
  2. ground of dispute; complaint
verb
  1. to contend, argue strongly, squabble
quarrel
verb
  1. intr|nld ruzie maken
  2. ruzie maken, een woordenstrijd hebben
  3. intr|nld luidruchtig ruzie maken
  4. ruzie maken
  5. (inergatief) ruzie maken.
  6. onenigheid hebben
noun
  1. toestand waarin men in ernstig conflict is met anderen
  2. een handgemeen

Cross Translation:
FromToVia
quarrel heibel; herrie; ruzie querellecontestation, démêlé, dispute mêlée d’aigreur et d’animosité.