Engels

Uitgebreide vertaling voor seize (Engels) in het Nederlands

seize:

to seize werkwoord (seizes, seized, seizing)

  1. to seize (grab; catch; capture; trap; grip)
    grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten; klauwen
    • grijpen werkwoord (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • pakken werkwoord (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
    • vangen werkwoord (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
    • verstrikken werkwoord (verstrik, verstrikt, verstrikte, verstrikten, verstrikt)
    • vatten werkwoord (vat, vatte, vatten, gevat)
    • klauwen werkwoord (klauw, klauwt, klauwde, klauwden, geklauwd)
  2. to seize (secure; take possession of; get hold of something; lay one's hands on)
    verkrijgen; verwerven; iets bemachtigen; kopen; eigen maken
  3. to seize (confiscate; forfeit)
    confisqueren; in beslag nemen
    • confisqueren werkwoord (confisqueer, confisqueert, confisqueerde, confisqueerden, geconfisqueerd)
    • in beslag nemen werkwoord (neem in beslag, neemt in beslag, nam in beslag, namen in beslag, in beslag genomen)
  4. to seize (get hold of; obtain; seize upon; )
    verkrijgen; te pakken krijgen; iets bemachtigen
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • te pakken krijgen werkwoord (krijg te pakken, krijgt te pakken, kreeg te pakken, kregen te pakken, te pakken gekregen)
    • iets bemachtigen werkwoord
  5. to seize (conquer; capture; occupy; annex)
    veroveren
    • veroveren werkwoord (verover, verovert, veroverde, veroverden, veroverd)
  6. to seize (clasp; clutch; grip; grasp)
    omklemmen; klemmen; knellen
    • omklemmen werkwoord (omklem, omklemt, omklemde, omklemden, omklemd)
    • klemmen werkwoord (klem, klemt, klemde, klemden, geklemd)
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
  7. to seize (serve oneself; take; fall to; dive in)
    toegrijpen; zich bedienen; grijpen; ingrijpen; toetasten; aanpakken
    • toegrijpen werkwoord (grijp toe, grijpt toe, greep toe, grepen toe, toegegrepen)
    • zich bedienen werkwoord
    • grijpen werkwoord (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • ingrijpen werkwoord (grijp in, grijpt in, greep in, grepen in, ingegrepen)
    • toetasten werkwoord (tast toe, tastte toe, tastten toe, toegetast)
    • aanpakken werkwoord (pak aan, pakt aan, pakte aan, pakten aan, aangepakt)
  8. to seize (catch; snatch; sneak up on; )
    snappen; betrappen
    • snappen werkwoord (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)
    • betrappen werkwoord (betrap, betrapt, betrapte, betrapten, betrapt)
  9. to seize (arrest; apprehend; pick up; )
    aanhouden; arresteren; gevangennemen; oppakken; inrekenen
    • aanhouden werkwoord (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • arresteren werkwoord (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)
    • gevangennemen werkwoord
    • oppakken werkwoord (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)
    • inrekenen werkwoord (reken in, rekent in, rekende in, rekenden in, ingerekend)
  10. to seize (snatch away; grasp; caught; )
    grissen; grijpen; jatten; snaaien; pikken; wegkapen; graaien
    • grissen werkwoord (gris, grist, grisde, grisden, gegrist)
    • grijpen werkwoord (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • jatten werkwoord (jat, jatte, jatten, gejat)
    • snaaien werkwoord (snaai, snaait, snaaide, snaaiden, gesnaaid)
    • pikken werkwoord (pik, pikt, pikte, pikten, gepikt)
    • wegkapen werkwoord (kaap weg, kaapt weg, kaapte weg, kaapten weg, weggekaapt)
    • graaien werkwoord (graai, graait, graaide, graaiden, gegraaid)
  11. to seize (seize upon; obtain; acquire)
    bemachtigen
    • bemachtigen werkwoord (bemachtig, bemachtigt, bemachtigde, bemachtigden, bemachtigd)
  12. to seize (catch; capture)
    buitmaken; vangen
    • buitmaken werkwoord (maak buit, maakt buit, maakte buit, maakten buit, buitgemaakt)
    • vangen werkwoord (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
  13. to seize (grab; clamp; grasp; )
    grijpen; vastpakken; aanklampen; beetpakken; vastklampen; beetgrijpen
    • grijpen werkwoord (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • vastpakken werkwoord (pak vast, pakt vast, pakte vast, pakten vast, vastgepakt)
    • aanklampen werkwoord (klamp aan, klampt aan, klampte aan, klampten aan, aangeklampt)
    • beetpakken werkwoord (pak beet, pakt beet, pakte beet, pakten beet, beetgepakt)
    • vastklampen werkwoord (klamp vast, klampt vast, klampte vast, klampten vast, vastgeklampt)
    • beetgrijpen werkwoord
  14. to seize (confiscate)
    verbeurdverklaren
    • verbeurdverklaren werkwoord (verklaar verbeurd, verklaart verbeurd, verklaarde verbeurd, verklaarden verbeurd, verbeurd verklaard)
  15. to seize (overcome by)
    bevangen
    • bevangen werkwoord (bevang, bevangt, beving, bevingen, bevangen)

Conjugations for seize:

present
  1. seize
  2. seize
  3. seizes
  4. seize
  5. seize
  6. seize
simple past
  1. seized
  2. seized
  3. seized
  4. seized
  5. seized
  6. seized
present perfect
  1. have seized
  2. have seized
  3. has seized
  4. have seized
  5. have seized
  6. have seized
past continuous
  1. was seizing
  2. were seizing
  3. was seizing
  4. were seizing
  5. were seizing
  6. were seizing
future
  1. shall seize
  2. will seize
  3. will seize
  4. shall seize
  5. will seize
  6. will seize
continuous present
  1. am seizing
  2. are seizing
  3. is seizing
  4. are seizing
  5. are seizing
  6. are seizing
subjunctive
  1. be seized
  2. be seized
  3. be seized
  4. be seized
  5. be seized
  6. be seized
diverse
  1. seize!
  2. let's seize!
  3. seized
  4. seizing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor seize:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden keeping up; persistence; pertinacity; tenacity
aanklampen laying hands on; taking hold of
aanpakken laying hands on; taking hold of
arresteren arrest; grab; taking
beetpakken having a grip; hold; laying hands on; taking hold of
grijpen arrest; grab; taking
kopen acquiring; acquisition; buy; buying; obtaining; procurance; purchase; purchasing
snappen understanding
vastpakken having a grip; hold
vatten understanding
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; carry on; continue; drag on; get on; go on; go through with it; hold on; insist; keep on; keep up; let last; move on; persist; press; proceed; pursue the subject; take in custody; take prisoner; urge
aanklampen catch; clamp; clasp; grab; grasp; grip; seize; take hold of
aanpakken dive in; fall to; seize; serve oneself; take be drastic; catch; get to work; receive; take on
arresteren apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; take in custody; take prisoner
beetgrijpen catch; clamp; clasp; grab; grasp; grip; seize; take hold of catch
beetpakken catch; clamp; clasp; grab; grasp; grip; seize; take hold of catch
bemachtigen acquire; obtain; seize; seize upon
betrappen catch; seize; snatch; sneak up on; take unaware; tattle; twig
bevangen overcome by; seize
buitmaken capture; catch; seize
confisqueren confiscate; forfeit; seize
eigen maken get hold of something; lay one's hands on; secure; seize; take possession of acquire; get the hang of; learn; pick up; study
gevangennemen apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; take in custody; take prisoner
graaien catch; caught; clasp; clutch; drag; grasp; grip; pilfer; reach; root; rout; rummage about; scratch; seize; slave away; slog away; snatch; snatch away; snout; stick; toil and moil; yearn grabble; grope about; rummage about; rummage around
grijpen capture; catch; caught; clamp; clasp; clutch; dive in; drag; fall to; grab; grasp; grip; pilfer; reach; root; rout; rummage about; scratch; seize; serve oneself; slave away; slog away; snatch; snatch away; snout; stick; take; take hold of; toil and moil; trap; yearn catch; strike
grissen catch; caught; clasp; clutch; drag; grasp; grip; pilfer; reach; root; rout; rummage about; scratch; seize; slave away; slog away; snatch; snatch away; snout; stick; toil and moil; yearn cadge; cajole; coax; cuddle; obtain by begging; pilfer; pinch; snatch; wheedle
iets bemachtigen get hold of; get hold of something; get one's hands on; lay one's hands on; obtain; receive for one's portion; secure; seize; seize upon; take possession of
in beslag nemen confiscate; forfeit; seize
ingrijpen dive in; fall to; seize; serve oneself; take butt in; come between; intercede; interfere; interrupt; intervene; mediate; step in
inrekenen apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; take in custody; take prisoner
jatten catch; caught; clasp; clutch; drag; grasp; grip; pilfer; reach; root; rout; rummage about; scratch; seize; slave away; slog away; snatch; snatch away; snout; stick; toil and moil; yearn cadge; collar; expropriate; filch; go thieving; make off with; nick; pilfer; pinch; purloin; rob; snatch; snitch; steal; swipe; take; take away
klauwen capture; catch; grab; grip; seize; trap
klemmen clasp; clutch; grasp; grip; seize
knellen clasp; clutch; grasp; grip; seize clamp; gag; oppress; pinch; press; squeeze
kopen get hold of something; lay one's hands on; secure; seize; take possession of acquire; buy; obtain; purchase
omklemmen clasp; clutch; grasp; grip; seize
oppakken apprehend; arrest; detain; hold; imprison; pick up; seize arrest; capture; collect; gather; glean; pick up; take in custody; take prisoner
pakken capture; catch; grab; grip; seize; trap get; take
pikken catch; caught; clasp; clutch; drag; grasp; grip; pilfer; reach; root; rout; rummage about; scratch; seize; slave away; slog away; snatch; snatch away; snout; stick; toil and moil; yearn cadge; cajole; coax; collar; cuddle; expropriate; filch; go thieving; make off with; nick; obtain by begging; pilfer; pinch; purloin; rob; snatch; snitch; steal; swipe; take; take away; wheedle
snaaien catch; caught; clasp; clutch; drag; grasp; grip; pilfer; reach; root; rout; rummage about; scratch; seize; slave away; slog away; snatch; snatch away; snout; stick; toil and moil; yearn cadge; collar; expropriate; filch; go thieving; make off with; nick; pilfer; pinch; purloin; rob; snatch; snatch away; snatch off; snitch; steal; swipe; take; take away
snappen catch; seize; snatch; sneak up on; take unaware; tattle; twig catch s.o. in the act; catcj s.o. red-handed; comprehend; get; grasp; understand
te pakken krijgen get hold of; get one's hands on; lay one's hands on; obtain; receive for one's portion; seize; seize upon get hold of; lay one's hands on
toegrijpen dive in; fall to; seize; serve oneself; take
toetasten dive in; fall to; seize; serve oneself; take
vangen capture; catch; grab; grip; seize; trap
vastklampen catch; clamp; clasp; grab; grasp; grip; seize; take hold of
vastpakken catch; clamp; clasp; grab; grasp; grip; seize; take hold of catch
vatten capture; catch; grab; grip; seize; trap arrest; capture; catch; take in custody; take prisoner
verbeurdverklaren confiscate; seize
verkrijgen get hold of; get hold of something; get one's hands on; lay one's hands on; obtain; receive for one's portion; secure; seize; seize upon; take possession of acquire; buy; come by; gain; obtain; procure; purchase; win
veroveren annex; capture; conquer; occupy; seize
verstrikken capture; catch; grab; grip; seize; trap
verwerven get hold of something; lay one's hands on; secure; seize; take possession of acquire; buy; come by; gain; get the hang of; learn; obtain; pick up; procure; purchase; study
wegkapen catch; caught; clasp; clutch; drag; grasp; grip; pilfer; reach; root; rout; rummage about; scratch; seize; slave away; slog away; snatch; snatch away; snout; stick; toil and moil; yearn cadge; collar; expropriate; filch; go thieving; make off with; nick; pilfer; pinch; purloin; rob; snatch; snitch; steal; swipe; take; take away
zich bedienen dive in; fall to; seize; serve oneself; take dish up; serve out
- appropriate; arrogate; assume; attach; bind; capture; clutch; confiscate; conquer; get hold of; grab; impound; jam; prehend; sequester; take over; usurp
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevangen overcome
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- capture; commandeer; confiscate; distress; requisition

Verwante woorden van "seize":

  • seizing

Synoniemen voor "seize":


Verwante definities voor "seize":

  1. capture the attention or imagination of1
    • The movie seized my imagination1
  2. affect1
    • Fear seized the prisoners1
    • The patient was seized with unbearable pains1
    • He was seized with a dreadful disease1
  3. take hold of; grab1
    • The sales clerk quickly seized the money on the counter1
    • The mother seized her child by the arm1
    • Birds of prey often seize small mammals1
  4. take or capture by force1
    • The terrorists seized the politicians1
    • The rebels threaten to seize civilian hostages1
  5. hook by a pull on the line1
  6. take possession of by force, as after an invasion1
    • the invaders seized the land and property of the inhabitants1
    • The army seized the town1
  7. take temporary possession of as a security, by legal authority1
    • The FBI seized the drugs1
  8. seize and take control without authority and possibly with force; take as one's right or possession1
    • She seized control of the throne after her husband died1

Wiktionary: seize

seize
verb
  1. grab
  2. take advantage
seize
verb
  1. aanvatten
  2. plotseling iets of iemand beetpakken
  3. vastgrijpen

Cross Translation:
FromToVia
seize grijpen greifen — etwas mit der Hand nehmen, packen, anfassen, festhalten
seize benemen; nemen; pakken; onderscheppen; gebruiken; ontnemen nehmen — eine Sache greifen
seize beetkrijgen; beetnemen; pakken; vangen; vastpakken; vatten attraper — Prendre à une trappe, à un piège ou à quelque chose de semblable.
seize beetkrijgen; beetnemen; pakken; vangen; vastpakken; vatten capturers’emparer d’un être vivant ou d’une chose.
seize vastlopen gripper — (vieilli) attraper, saisir subtilement, en parlant du chat et de quelques autres animaux. On dit plutôt « agripper ».
seize aftrekken; afnemen; afpakken; weghalen; wegnemen; afsnijden; afsteken; afhalen; rissen; ritsen; aftellen; inhouden; korten retrancher — Traductions à vérifier et à trier
seize vatten; grijpen; halen; inslaan; teisteren; beetkrijgen; beetnemen; pakken; vangen; vastpakken; bemachtigen; aangrijpen; vastgrijpen saisir — Prendre vivement.
seize aanslaan; confisqueren; in beslag nemen; verbeurd verklaren saisir — Arrêter, retenir par voie de saisie.

Verwante vertalingen van seize