Shepherd in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

shepherd:
- herder; veehoeder; pastoor; geestelijk herder; hoeder; zielzorger; schaapherder; schapenhoeder; scheper; schepershond
Wiktionary:
- shepherd → herder, schaapherder
- shepherd → schaapherder, herder, dominee, pastor, predikant, voorganger, zielszorger, zielverzorger

Engels

Uitgebreide vertaling voor shepherd (Engels) in het Nederlands

the shepherd (pastor)
de herder
- herder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the shepherd (herdsman)
de veehoeder; de herder
- veehoeder [de ~] zelfstandig naamwoord
- herder [de ~] zelfstandig naamwoord
the shepherd (spiritual caretaker; pastor)
de pastoor; geestelijk herder; de hoeder
- pastoor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- geestelijk herder [znw.] zelfstandig naamwoord
- hoeder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the shepherd (spiritual caretaker; pastor)
de zielzorger
- zielzorger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the shepherd
de schaapherder
- schaapherder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the shepherd
schapenhoeder; de hoeder
- schapenhoeder [znw.] zelfstandig naamwoord
- hoeder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the shepherd
de scheper
- scheper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the shepherd (Alsatian)
de schepershond
- schepershond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geestelijk herder	pastor; shepherd; spiritual caretaker
herder	herdsman; pastor; shepherd
hoeder	pastor; shepherd; spiritual caretaker
pastoor	pastor; shepherd; spiritual caretaker
schaapherder	shepherd
schapenhoeder	shepherd
scheper	shepherd
schepershond	Alsatian; shepherd	shepard's dog
veehoeder	herdsman; shepherd	cattle-herd
zielzorger	pastor; shepherd; spiritual caretaker
-	sheepherder; sheepman

a herder of sheep (on an open range); someone who keeps the sheep together in a flock¹
a clergyman who watches over a group of people¹
tend as a shepherd, as of sheep or goats¹
watch over like a shepherd, as a teacher of her pupils¹

shepherd

noun

shepherd

noun

begeleider en bewaker, meestal van een kudde schapen of ander vee
- herder → shepherd

Cross Translation:

From	To	Via
• shepherd	→ schaapherder	↔ Schafhirte — Person, die eine Schafherde hütet
• shepherd	→ herder; dominee; pastor; predikant; voorganger; zielszorger; zielverzorger	↔ pasteur — berger ; pâtre. — note Dans cette acception, il ne se dit guère qu’en parlant des peuples anciens et dans le style poétique.
• shepherd	→ herder	↔ pâtre — éleva\|fr Celui qui garde, qui fait paître des troupeaux de bœufs, de vaches, de chèvres, etc.