Engels

Uitgebreide vertaling voor succeeding (Engels) in het Nederlands

succeeding:

succeeding [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the succeeding (success; working)
    lukken; het slagen; gelukken
    • lukken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • slagen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gelukken [znw.] zelfstandig naamwoord

succeeding bijvoeglijk naamwoord

  1. succeeding (subsequent)
    opvolgend
  2. succeeding (following; subsequent; below; next)
    volgende; navolgend; onderstaande

Vertaal Matrix voor succeeding:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelukken succeeding; success; working
lukken succeeding; success; working
slagen succeeding; success; working
volgende the next
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lukken bring home the bacon; come through; deliver the goods; succeed; win
slagen be successful
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
navolgend below; following; next; subsequent; succeeding
- future; next
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderstaande below; following; next; subsequent; succeeding
opvolgend subsequent; succeeding
volgende below; following; next; subsequent; succeeding

Verwante woorden van "succeeding":


Synoniemen voor "succeeding":


Antoniemen van "succeeding":


Verwante definities voor "succeeding":

  1. coming after or following1
  2. (of elected officers) elected but not yet serving1

succeed:

to succeed werkwoord (succeeds, succeeded, succeeding)

  1. to succeed (accomplish)
    voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen
    • bewerkstelligen werkwoord (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
    • klaarspelen werkwoord (speel klaar, speelt klaar, speelde klaar, speelden klaar, klaargespeeld)
    • bedingen werkwoord (beding, bedingt, bedong, bedongen, bedongen)
    • fixen werkwoord
    • lappen werkwoord (lap, lapt, lapte, lapten, gelapt)
  2. to succeed (achieve something; perform; achieve)
    presteren; een prestatie leveren
  3. to succeed (win; come through; bring home the bacon; deliver the goods)
    – attain success or reach a desired goal 1
    lukken
    – goed gaan 2
    • lukken werkwoord (luk, lukt, lukte, lukten, gelukt)
      • kun je dit dragen? ja, het lukt2

Conjugations for succeed:

present
  1. succeed
  2. succeed
  3. succeeds
  4. succeed
  5. succeed
  6. succeed
simple past
  1. succeeded
  2. succeeded
  3. succeeded
  4. succeeded
  5. succeeded
  6. succeeded
present perfect
  1. have succeeded
  2. have succeeded
  3. has succeeded
  4. have succeeded
  5. have succeeded
  6. have succeeded
past continuous
  1. was succeeding
  2. were succeeding
  3. was succeeding
  4. were succeeding
  5. were succeeding
  6. were succeeding
future
  1. shall succeed
  2. will succeed
  3. will succeed
  4. shall succeed
  5. will succeed
  6. will succeed
continuous present
  1. am succeeding
  2. are succeeding
  3. is succeeding
  4. are succeeding
  5. are succeeding
  6. are succeeding
subjunctive
  1. be succeeded
  2. be succeeded
  3. be succeeded
  4. be succeeded
  5. be succeeded
  6. be succeeded
diverse
  1. succeed!
  2. let's succeed!
  3. succeeded
  4. succeeding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor succeed:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lappen cloths; coupons; vouchers
lukken succeeding; success; working
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedingen accomplish; succeed
bewerkstelligen accomplish; succeed bring about; effect; realise; realize
een prestatie leveren achieve; achieve something; perform; succeed
fixen accomplish; succeed
klaarspelen accomplish; succeed bring off; cope; finish; fix; fix it up; get done; manage; pull it off; pull off; pull the trick
lappen accomplish; succeed do s.o. a bad turn; put it over on s.o.
lukken bring home the bacon; come through; deliver the goods; succeed; win
presteren achieve; achieve something; perform; succeed
voor elkaar krijgen accomplish; succeed bring about; bring forth; bring off; cope; create; finish; fix; fix it up; generate; get done; manage; produce; pull it off; pull off; pull the trick
- come after; follow
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- be successful

Verwante woorden van "succeed":


Synoniemen voor "succeed":


Antoniemen van "succeed":


Verwante definities voor "succeed":

  1. be the successor (of)1
    • Will Charles succeed to the throne?1
  2. attain success or reach a desired goal1
    • The enterprise succeeded1
    • We succeeded in getting tickets to the show1

Wiktionary: succeed

succeed
verb
  1. iemands functie overnemen
  2. iets bereiken

Cross Translation:
FromToVia
succeed slagen; lukken gelingen — etwas erfolgreich zu Ende bringen
succeed halen; inslaan; raken; teisteren; treffen; doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; bereiken; behalen; inhalen; reiken tot parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général)
succeed inboeten; in de plaats stellen van; vervangen; aflossen; de plaats innemen van; inspringen remplacersuccéder à quelqu’un dans une place, dans un emploi.
succeed doorkomen; klaarspelen; slagen; slagen voor; erin slagen réussir — Avoir une bonne ou une mauvaise issue.
succeed inboeten; in de plaats stellen van; vervangen substituermettre une personne, une chose à la place d’une autre.
succeed bewandelen; bijhouden; volgen; voortvloeien; opvolgen; beschrijven; gaan langs suivre — Traductions à trier suivant le sens