Susceptibility in het Nederlands vertaald uit het Engels

Engels

Uitgebreide vertaling voor susceptibility (Engels) in het Nederlands

the susceptibility (vulnerability; sensitiveness; touchiness)
de kwetsbaarheid; de gevoeligheid
- kwetsbaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gevoeligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the susceptibility (openness; sincerity; frankness)
de ontvankelijkheid; de openheid
- ontvankelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- openheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the susceptibility (touchiness; irritability; pique)
de lichtgeraaktheid; de prikkelbaarheid; de geprikkeldheid; de geraaktheid
- lichtgeraaktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- prikkelbaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geprikkeldheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geraaktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
geprikkeldheid	irritability; pique; susceptibility; touchiness
geraaktheid	irritability; pique; susceptibility; touchiness
gevoeligheid	sensitiveness; susceptibility; touchiness; vulnerability	daintiness; delicacy; emotionalism; gentleness; impressionability; lovingness; sensibility; sensitiveness; sensitivity; tenderness; warm heartedness
kwetsbaarheid	sensitiveness; susceptibility; touchiness; vulnerability
lichtgeraaktheid	irritability; pique; susceptibility; touchiness	irritability; over-sensitiveness; testiness; touchiness
ontvankelijkheid	frankness; openness; sincerity; susceptibility	admissibility
openheid	frankness; openness; sincerity; susceptibility	candor; candour; detachment; frankness; open-heartedness
prikkelbaarheid	irritability; pique; susceptibility; touchiness	irritability; testiness; touchiness
-	susceptibleness

susceptibility

noun

the condition of being susceptible
- susceptibility → vatbaarheid
emotional sensitivity
- susceptibility → gevoeligheid
electric susceptibility
- susceptibility → susceptibiliteit; elektrische susceptibiliteit

susceptibility

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• susceptibility	→ ontvankelijkheid	↔ recevabilité — juri\|fr qualité de ce qui est recevable.