Engels
Uitgebreide vertaling voor with one another (Engels) in het Nederlands
with one another:
-
with one another (together; combined; jointly; altogether; with each other)
gezamenlijk; samen; tezamen; met z'n beiden-
gezamenlijk bijvoeglijk naamwoord
-
samen bijwoord
-
tezamen bijwoord
-
met z'n beiden bijvoeglijk naamwoord
-
-
with one another (together; altogether; combined; with each other; in all)
samen; tezamen; bijeen; bij elkaar-
samen bijwoord
-
tezamen bijwoord
-
bijeen bijwoord
-
bij elkaar bijvoeglijk naamwoord
-
-
with one another (altogether; shared; combined; jointly; together; with each other; in all)
gezamenlijk; tezamen; gemeenschappelijk; met zijn allen-
gezamenlijk bijvoeglijk naamwoord
-
tezamen bijwoord
-
gemeenschappelijk bijvoeglijk naamwoord
-
met zijn allen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor with one another:
| Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| gemeenschappelijk | altogether; combined; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another | common; communal; joint |
| gezamenlijk | altogether; combined; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another | |
| Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| bijeen | altogether; combined; in all; together; with each other; with one another | |
| samen | altogether; combined; in all; jointly; together; with each other; with one another | combined; together |
| tezamen | altogether; combined; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another | |
| Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| bij elkaar | altogether; combined; in all; together; with each other; with one another | |
| met z'n beiden | altogether; combined; jointly; together; with each other; with one another | |
| met zijn allen | altogether; combined; in all; jointly; shared; together; with each other; with one another |