Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spruce:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor spruce (Engels) in het Zweeds

spruce:

spruce [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the spruce (spruce-fir; fir)
    – any coniferous tree of the genus Picea 1
    gran
    • gran [-en] zelfstandig naamwoord

spruce bijvoeglijk naamwoord

  1. spruce (smart)
    – marked by up-to-dateness in dress and manners 1
    fin; fint; prydligt
    • fin bijvoeglijk naamwoord
    • fint bijvoeglijk naamwoord
    • prydligt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor spruce:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gran fir; spruce; spruce-fir fir tree; pine tree
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- slick up; smarten up; spiff up; spruce up; titivate; tittivate
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- dapper; dashing; jaunty; natty; raffish; rakish; snappy; spiffy
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
fint feint
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fin smart; spruce delicate; fragile; frail; tender
fint smart; spruce delicate; fine; fragile; frail; subtle; tender
prydligt smart; spruce becoming; befitting; clean; cleanly; decorative; first-class; first-rate; fitting; natty; neat; neatly; ornamental; posh; proper; slick; smart; spick and span; swell; tidy; tip-top; top-notch

Verwante woorden van "spruce":

  • spruceness, spruces, sprucer, sprucest, sprucely

Synoniemen voor "spruce":


Verwante definities voor "spruce":

  1. marked by up-to-dateness in dress and manners1
  2. any coniferous tree of the genus Picea1
  3. light soft moderately strong wood of spruce trees; used especially for timbers and millwork1
  4. dress and groom with particular care, as for a special occasion1
    • He spruced up for the party1
  5. make neat, smart, or trim1

Wiktionary: spruce

spruce
noun
  1. tree from the genus Picea
  2. wood of a spruce
  3. attributive: made of the wood of the spruce

Cross Translation:
FromToVia
spruce gran sparPicea, een soort naaldboom
spruce gran FichteNadelbaum der Gattung Picea mit kurzen, spitzen Nadeln und hängenden Zapfen.
spruce gran- fichtenattributiv: aus Fichtenholz bestehend oder gemacht
spruce granar; gran épicéa — botan|nocat=1 arbre résineux de haute taille, proche du sapin, de la famille des pinacées.
spruce gran épinette — CA|fr Nom commun d’une famille d’arbres résineux nommée épicéa en Europe.

Verwante vertalingen van spruce