Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. agility:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor agility (Engels) in het Zweeds

agility:

agility [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the agility (dexterity; art; trick; )
    konstskap; möjligheten
  2. the agility (liveliness; mobility)
    rörlighet; livlighet; snabbhet
  3. the agility (manoeuvrability)
    manovrering

agility

  1. agility (litheness; suppleness)

Vertaal Matrix voor agility:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
konstskap ability; adroitness; agility; art; dexterity; knack; skill; trick
livlighet agility; liveliness; mobility briskness; friskiness; liveliness; playfulness; vivacity
manovrering agility; manoeuvrability
möjligheten ability; adroitness; agility; art; dexterity; knack; skill; trick probability
rörlighet agility; liveliness; mobility
snabbhet agility; liveliness; mobility quickness; rapidity; tempo
- legerity; lightness; lightsomeness; nimbleness
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
vighet agility; litheness; suppleness

Synoniemen voor "agility":


Verwante definities voor "agility":

  1. the gracefulness of a person or animal that is quick and nimble1

Wiktionary: agility

agility
noun
  1. quality of being agile