Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. assail:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor assailable (Engels) in het Zweeds

assailable:


Vertaal Matrix voor assailable:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- open; undefendable; undefended

Synoniemen voor "assailable":


Verwante definities voor "assailable":

  1. not defended or capable of being defended1

assail:

assail werkwoord

  1. assail (assault)
    attackera; angripa; överfalla
    • attackera werkwoord (attackerar, attackerade, attackerat)
    • angripa werkwoord (angriper, angrep, angripit)
    • överfalla werkwoord (överfaller, överföll, överfallit)

Vertaal Matrix voor assail:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
överfalla assault; attack
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angripa assail; assault assault; attack; bite into; corrode; eat into; erode; get hold of; get one's hands on; lay one's hands on; lay violent hands upon; obtain; raid; receive for one's portion; seize; seize upon; storm; violate
attackera assail; assault assault; attack; lay violent hands upon; raid; storm; violate
överfalla assail; assault
- assault; attack; lash out; round; set on; snipe

Verwante woorden van "assail":

  • assailing, assailable

Synoniemen voor "assail":


Antoniemen van "assail":


Verwante definities voor "assail":

  1. attack in speech or writing1
  2. launch an attack or assault on; begin hostilities or start warfare with1
    • Serbian forces assailed Bosnian towns all week1
  3. attack someone physically or emotionally1
    • Nightmares assailed him regularly1

Wiktionary: assail


Cross Translation:
FromToVia
assail angrepp aanranden — aantasten
assail anfalla; angripa; överfalla; anfäkta assaillir — propre|fr (figuré) attaquer vivement par surprise.
assail anfalla attaquerassaillir par agression.