Home ->Woordenboeken ->Engels/Zweeds ->Vertaal handicap

Vertaal handicap van Engels naar Zweeds

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

handicap:
- handikapp
- vanförhet
Wiktionary:
- handicap → försprång
- handicap → barlast, ballast, handikapp

Engels

Uitgebreide vertaling voor handicap (Engels) in het Zweeds

handicap:

handicap [the ~] zelfstandig naamwoord

the handicap (impediment; disability)
handikapp
- handikapp [-ett] zelfstandig naamwoord

handicap

handicap
vanförhet
- vanförhet

Vertaal Matrix voor handicap:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
handikapp	disability; handicap; impediment; physical defect	disability; disablement; handicaps
-	balk; baulk; check; deterrent; disability; disablement; hinderance; hindrance; impairment; impediment
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
-	disable; hamper; hinder; incapacitate; invalid
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vanförhet	handicap

Verwante woorden van "handicap":

handicaps

Synoniemen voor "handicap":

disability; disablement; impairment; unfitness; softness; poor shape; bad condition
advantage; vantage
hindrance; hinderance; deterrent; impediment; balk; baulk; check; difficulty
disable; invalid; incapacitate; injure; wound
bias
hinder; hamper; disadvantage; disfavor; disfavour

Verwante definities voor "handicap":

advantage given to a competitor to equalize chances of winning¹
something immaterial that interferes with or delays action or progress¹
the condition of being unable to perform as a consequence of physical or mental unfitness¹
injure permanently¹
put at a disadvantage¹
attempt to forecast the winner (especially in a horse race) and assign odds for or against a contestant¹

Wiktionary: handicap

handicap

noun

allowance granted in a race to the competitor
- handicap → försprång

Cross Translation:

From	To	Via
• handicap	→ barlast; ballast	↔ Ballast — überflüssige Ladung, nicht benötigtes Gepäck
• handicap	→ handikapp	↔ Handicap — soziale (und/oder körperliche) Benachteiligung aufgrund einer Behinderung
• handicap	→ handikapp	↔ handicap — (sport) épreuve ou concours de vitesse, de force ou d’endurance dans lesquels on égaliser les chances des concurrents d’âge ou de qualités différents, mais en leur attribuer ou en leur ôter une certaine avance de temps, de

¹WordNet 3.0 Copyright 2006 by Princeton University