Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. infirmity:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor infirmity (Engels) in het Zweeds

infirmity:

infirmity [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the infirmity (ailment; flaw)
    brist; åkomma; last; krämpa
    • brist [-en] zelfstandig naamwoord
    • åkomma [-en] zelfstandig naamwoord
    • last [-en] zelfstandig naamwoord
    • krämpa [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor infirmity:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brist ailment; flaw; infirmity absence; deficiency; destitution; failing; famine; imperfection; insolvency; lack; needyness; paucity; scantiness; scarcity; shortage; shortcoming; stockout; tightness; want
krämpa ailment; flaw; infirmity affection; ailment; complaint; disease; disorder; trouble
last ailment; flaw; infirmity burden; cargo; cargoes; embarkation; freight; haul; load; loading; loadings; loads; shipment; vice; vise; weight
åkomma ailment; flaw; infirmity
- debility; feebleness; frailness; frailty; valetudinarianism
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krämpa convulse; twitch
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
orkeslöshet feebleness; infirmity
sjuklighet ill-health; infirmity; morbidity

Verwante woorden van "infirmity":

  • infirmities

Synoniemen voor "infirmity":


Verwante definities voor "infirmity":

  1. the state of being weak in health or body (especially from old age)1

Wiktionary: infirmity


Cross Translation:
FromToVia
infirmity åkomma; besvär; skröplighet Gebrechengehoben: andauernde (körperliche, gesundheitliche) Beeinträchtigung
infirmity sjuka; sjukdom; svaghet infirmitéaffection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme.

Verwante vertalingen van infirmity