Engels

Uitgebreide vertaling voor nuisance (Engels) in het Zweeds

nuisance:

nuisance [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the nuisance (hindrance; trouble; bother; obstacle)
    besvär; olägenhet; hinder
  2. the nuisance (inconvenience; difficulty; hindrance; )
    besvär; olägenhet; obekvämlighet; omak
  3. the nuisance
    olägenhet; besvär; obehag
  4. the nuisance (molestation)
    mishandlingar
  5. the nuisance (irritation; annoyance; vexation; chagrin; drag)
    störd utav; irritation
  6. the nuisance (pain in the neck; bore; troublemaker; pest; handful)
    elände; besvär; plåga; pest; otyg; olägenhet; bråkstake; oskick
    • elände [-ett] zelfstandig naamwoord
    • besvär [-ett] zelfstandig naamwoord
    • plåga [-en] zelfstandig naamwoord
    • pest [-en] zelfstandig naamwoord
    • otyg [-ett] zelfstandig naamwoord
    • olägenhet [-en] zelfstandig naamwoord
    • bråkstake [-en] zelfstandig naamwoord
    • oskick [-ett] zelfstandig naamwoord
  7. the nuisance (tormentor; bully)
    tyrann; plågoande
  8. the nuisance (inconvenience; trouble)
    olägenhet

nuisance

  1. nuisance (horror)

Vertaal Matrix voor nuisance:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besvär bore; bother; difficulty; handful; hindrance; impediment; inconvenience; load; nuisance; obstacle; pain in the neck; pest; trouble; troublemaker; weight ailment; bother; complaint; disease; disorder; distress; fuss; grief; hassle; mess; misery; pain; sadness; sorrow; trouble
bråkstake bore; handful; nuisance; pain in the neck; pest; troublemaker Hell's Angel; Teddy boy; rowdy
elände bore; handful; nuisance; pain in the neck; pest; troublemaker adversity; bad luck; dearth; destitution; hardship; lack; miserability; miseries; misery; misfortune; need; paucity; penury; poverty; reverse; sorrow; squalor; trouble; want; woes
hinder bother; hindrance; nuisance; obstacle; trouble barrier; barring; block; bump; hindrance; impediment; knob; obstacle; obstruction; preventing; prevention; putting off; stonewalling; stopping; stumbling block; thwarting; trouble
irritation annoyance; chagrin; drag; irritation; nuisance; vexation crabbedness; exasperation; indignation; irritability; irritation; peevishness; pique; spite; surliness; susceptibility; testiness; tetchiness; touchiness; vexation
mishandlingar molestation; nuisance
obehag nuisance dejection; depression; discomfort; discontent; discord; displeasure; dissatisfaction; dissatisfactions; malaise; problems; recession; slump; troubles; unpleasantness
obekvämlighet difficulty; hindrance; impediment; inconvenience; load; nuisance; weight
olägenhet bore; bother; difficulty; handful; hindrance; impediment; inconvenience; load; nuisance; obstacle; pain in the neck; pest; trouble; troublemaker; weight disadvantage; drawback
omak difficulty; hindrance; impediment; inconvenience; load; nuisance; weight
oskick bore; handful; nuisance; pain in the neck; pest; troublemaker
otyg bore; handful; nuisance; pain in the neck; pest; troublemaker
pest bore; handful; nuisance; pain in the neck; pest; troublemaker epidemic; pestilence; plague
plåga bore; handful; nuisance; pain in the neck; pest; troublemaker
plågoande bully; nuisance; tormentor bully; puck; teaser; terror; tormentor; torturer
störd utav annoyance; chagrin; drag; irritation; nuisance; vexation
tyrann bully; nuisance; tormentor bully; despot; madman; oppressor; tyrant
- pain; pain in the neck
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plåga aggrieve; antagonise; antagonize; badger; be a nuisance; bully; harass; hurt; nag; offend; pester; provoke; tease; torment; torture
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
oting horror; nuisance
plåga harassment

Verwante woorden van "nuisance":

  • nuisances

Synoniemen voor "nuisance":


Verwante definities voor "nuisance":

  1. (law) a broad legal concept including anything that disturbs the reasonable use of your property or endangers life and health or is offensive1
  2. a bothersome annoying person1

Verwante vertalingen van nuisance