Home ->Woordenboeken ->Spaans/Engels ->Vertaal competir

Vertaal competir van Spaans naar Engels

Overzicht

Spaans naar Engels: Meer gegevens...

competir:
- compete with; be in competition with
- fighting
Wiktionary:
- competir → contest, compete
- competir → compete, vie, contend, rival

Spaans

Uitgebreide vertaling voor competir (Spaans) in het Engels

competir:

competir werkwoord

competir (hacer competencia a)
to compete with; be in competition with
- compete with werkwoord (competes with, competed with, competing with)
- be in competition with werkwoord

Conjugations for competir:

presente

compito
compites
compite
competimos
competís
compiten

imperfecto

competía
competías
competía
competíamos
competíais
competían

indefinido

competí
competiste
compitió
competimos
competisteis
compitieron

fut. de ind.

competiré
competirás
competirá
competiremos
competiréis
competirán

condic.

competiría
competirías
competiría
competiríamos
competiríais
competirían

pres. de subj.

que compita
que compitas
que compita
que compitamos
que compitáis
que compitan

imp. de subj.

que compitiera
que compitieras
que compitiera
que compitiéramos
que compitierais
que compitieran

miscelánea

¡compite!
¡competid!
¡no compitas!
¡no compitáis!
competido
competiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

competir [el ~] zelfstandig naamwoord

el competir (luchar)
the fighting
- fighting [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor competir:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fighting	competir; luchar
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
be in competition with	competir; hacer competencia a
compete with	competir; hacer competencia a
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fighting		en pugna

Synoniemen voor "competir":

emular; rivalizar; pugnar; luchar; porfiar
jugar; aventurar; apostar; arriesgar; poner; envidiar; desafiar; retar

Wiktionary: competir

competir

verb

to contend
- contest; compete → competir

Cross Translation:

From	To	Via
• competir	→ compete	↔ mededingen — samen met anderen naar iets dingen
• competir	→ compete; vie	↔ konkurrieren — mit jemandem in Konkurrenz stehen, wetteifern
• competir	→ compete; contend; rival; vie	↔ concourir — tendre ensemble au même but, coopérer.
• competir	→ compete; rival; contend; vie	↔ rivaliser — disputer de talent, de mérite, etc., avec quelqu’un, en approcher, l’égaler.