Spaans

Uitgebreide synoniemen voor actividad in het Spaans

actividad:

actividad [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la actividad
    la actividad
  2. la actividad
    el trabajo; la actividad; el cargo; el empleo; la obra
    • trabajo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • actividad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cargo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • empleo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • obra [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. la actividad
    el funcionamiento; la acción; la elaboración; la actividad
  4. la actividad
    la prestación; el cumplimiento; la realización; el hecho heroico; el trabajo; la acción; la actividad; el trabajo realizado
  5. la actividad
    la fuerza; la actividad; la energía; el entusiasmo; la ganas de trabajar
  6. la actividad
    la asiduidad; la obra; el afanoso; la actividad; el ardor; el entusiasmo; el ímpetu; la intensidad
  7. la actividad
    la asignatura; la artesanía; la mercancía; la profesión; la caseta; el apelación; el asunto; el trabajo; la causa; la casilla; el asuntos; la actividades; la aventura; el compartimiento; la actividad
  8. la actividad
  9. la actividad

Alternatieve synoniemen voor "actividad":


Verwante synoniemen voor actividad