Spaanse synoniemen van asuntos, ander woord voor asuntos

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

asuntos:
- asuntos; cuestiones; temas; asignatura; artesanía; mercancía; profesión; caseta; apelación; asunto; trabajo; causa; casilla; actividades; aventura; compartimiento; actividad
asunto:
- asunto; tópico; materia de discusión; tema; objeto de discusión; sujeto; cosa; cuestión; problema; caso; capítulo; cabildo; episodio; motivo de conversación; disputa; asignatura; artesanía; mercancía; profesión; caseta; apelación; trabajo; causa; casilla; asuntos; actividades; aventura; compartimiento; actividad; elaboración; entrenamiento; tema estelar; tema principal

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor asuntos in het Spaans

asuntos:

asuntos [el ~] zelfstandig naamwoord

el asuntos
el asuntos; la cuestiones
- asuntos [el ~] zelfstandig naamwoord
- cuestiones [la ~] zelfstandig naamwoord
el asuntos
el asuntos; la temas
- asuntos [el ~] zelfstandig naamwoord
- temas [la ~] zelfstandig naamwoord
el asuntos
la asignatura; la artesanía; la mercancía; la profesión; la caseta; el apelación; el asunto; el trabajo; la causa; la casilla; el asuntos; la actividades; la aventura; el compartimiento; la actividad
- asignatura [la ~] zelfstandig naamwoord
- artesanía [la ~] zelfstandig naamwoord
- mercancía [la ~] zelfstandig naamwoord
- profesión [la ~] zelfstandig naamwoord
- caseta [la ~] zelfstandig naamwoord
- apelación [el ~] zelfstandig naamwoord
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- trabajo [el ~] zelfstandig naamwoord
- causa [la ~] zelfstandig naamwoord
- casilla [la ~] zelfstandig naamwoord
- asuntos [el ~] zelfstandig naamwoord
- actividades [la ~] zelfstandig naamwoord
- aventura [la ~] zelfstandig naamwoord
- compartimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- actividad [la ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "asuntos":

asunto

asuntos vorm van asunto:

asunto [el ~] zelfstandig naamwoord

el asunto
el asunto; el tópico; la materia de discusión; el tema; el objeto de discusión
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- tópico [el ~] zelfstandig naamwoord
- materia de discusión [la ~] zelfstandig naamwoord
- tema [el ~] zelfstandig naamwoord
- objeto de discusión [el ~] zelfstandig naamwoord
el asunto
el tema; el asunto; el sujeto
- tema [el ~] zelfstandig naamwoord
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- sujeto [el ~] zelfstandig naamwoord
el asunto
la cosa; el asunto; la cuestión
- cosa [la ~] zelfstandig naamwoord
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- cuestión [la ~] zelfstandig naamwoord
el asunto
el asunto; la cuestión; el problema
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- cuestión [la ~] zelfstandig naamwoord
- problema [el ~] zelfstandig naamwoord
el asunto
el caso; el asunto; la cosa
- caso [el ~] zelfstandig naamwoord
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- cosa [la ~] zelfstandig naamwoord
el asunto
el problema; la cuestión; el asunto; el tópico
- problema [el ~] zelfstandig naamwoord
- cuestión [la ~] zelfstandig naamwoord
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- tópico [el ~] zelfstandig naamwoord
el asunto
el capítulo; el asunto; el cabildo; el episodio; el motivo de conversación
- capítulo [el ~] zelfstandig naamwoord
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- cabildo [el ~] zelfstandig naamwoord
- episodio [el ~] zelfstandig naamwoord
- motivo de conversación [el ~] zelfstandig naamwoord
el asunto
el problema; el asunto; el tópico; el objeto de discusión; la cuestión; la disputa; la materia de discusión
- problema [el ~] zelfstandig naamwoord
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- tópico [el ~] zelfstandig naamwoord
- objeto de discusión [el ~] zelfstandig naamwoord
- cuestión [la ~] zelfstandig naamwoord
- disputa [la ~] zelfstandig naamwoord
- materia de discusión [la ~] zelfstandig naamwoord
el asunto
la asignatura; la artesanía; la mercancía; la profesión; la caseta; el apelación; el asunto; el trabajo; la causa; la casilla; el asuntos; la actividades; la aventura; el compartimiento; la actividad
- asignatura [la ~] zelfstandig naamwoord
- artesanía [la ~] zelfstandig naamwoord
- mercancía [la ~] zelfstandig naamwoord
- profesión [la ~] zelfstandig naamwoord
- caseta [la ~] zelfstandig naamwoord
- apelación [el ~] zelfstandig naamwoord
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- trabajo [el ~] zelfstandig naamwoord
- causa [la ~] zelfstandig naamwoord
- casilla [la ~] zelfstandig naamwoord
- asuntos [el ~] zelfstandig naamwoord
- actividades [la ~] zelfstandig naamwoord
- aventura [la ~] zelfstandig naamwoord
- compartimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- actividad [la ~] zelfstandig naamwoord
el asunto
el tema; el sujeto; la elaboración; el capítulo; el asunto; el entrenamiento; el tema estelar; el tema principal
- tema [el ~] zelfstandig naamwoord
- sujeto [el ~] zelfstandig naamwoord
- elaboración [la ~] zelfstandig naamwoord
- capítulo [el ~] zelfstandig naamwoord
- asunto [el ~] zelfstandig naamwoord
- entrenamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- tema estelar [el ~] zelfstandig naamwoord
- tema principal [el ~] zelfstandig naamwoord

Synoniemen voor "asuntos" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor asuntos in het Spaans

asuntos:

asuntos [el ~] zelfstandig naamwoord

el asuntos

el asuntos

el asuntos

Verwante woorden van "asuntos":

asuntos vorm van asunto:

asunto [el ~] zelfstandig naamwoord

el asunto

el asunto

el asunto

el asunto

el asunto

el asunto

el asunto

el asunto

el asunto

el asunto

Verwante woorden van "asunto":

Alternatieve synoniemen voor "asunto":

Verwante synoniemen voor asuntos