Spaans

Uitgebreide synoniemen voor bucle in het Spaans

bucle:

bucle [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el bucle
    el castillo; el rizo; el bucle; el ricito; la esclusas
    • castillo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • rizo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bucle [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ricito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • esclusas [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. el bucle
    el rizo; el tufo; el rulo; el bucle
    • rizo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tufo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • rulo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bucle [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. el bucle
    la aguada; la botella; el rizo; la astilla; la viruta; el bucle; el orinal; el urinario; el meadero; la acepilladura; el ringorrango
    • aguada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • botella [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rizo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • astilla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • viruta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bucle [el ~] zelfstandig naamwoord
    • orinal [el ~] zelfstandig naamwoord
    • urinario [el ~] zelfstandig naamwoord
    • meadero [el ~] zelfstandig naamwoord
    • acepilladura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ringorrango [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. el bucle
    el rizo; el bucle; el mechón; la esclusa; el ricito
    • rizo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bucle [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mechón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • esclusa [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ricito [el ~] zelfstandig naamwoord
  5. el bucle
    el ensortijamiento; el rizo; la astilla; la viruta; el bucle; el corillo; la encrespadura; la acepilladura; el ringorrango
  6. el bucle
    el bucle
    • bucle [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "bucle":

  • bucles

Alternatieve synoniemen voor "bucle":