Spaans

Uitgebreide synoniemen voor carácter in het Spaans

carácter:

carácter [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el carácter
    el carácter; la naturaleza; el conocimiento; la propensión; la inteligencia
  2. el carácter
    el carácter
  3. el carácter
    la naturaleza; el alma; la calidad; el carácter; el ánimo; la constitución; el busto; el temperamento; la índole
  4. el carácter
    la personalidad; el carácter; la índole
  5. el carácter
    la naturaleza; el carácter
  6. el carácter
    el alma; el espíritu; el sabor; el carácter; la entrañas; el ardor; la calidad
    • alma [el ~] zelfstandig naamwoord
    • espíritu [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sabor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • carácter [el ~] zelfstandig naamwoord
    • entrañas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • ardor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • calidad [la ~] zelfstandig naamwoord
  7. el carácter
    el estado de ánimo; el carácter; el temperamento
  8. el carácter
    la clase; la suerte; la categoría; el género; el carácter
    • clase [la ~] zelfstandig naamwoord
    • suerte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • categoría [la ~] zelfstandig naamwoord
    • género [el ~] zelfstandig naamwoord
    • carácter [el ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "carácter":


Verwante synoniemen voor carácter