Home ->Woordenboeken ->Spaans/Spaans ->Vertaal encanto

Synoniemen voor "encanto" in het Spaans

Overzicht
Spaans Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. encanto:
  2. encantar:

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor encanto in het Spaans

encanto:

encanto [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el encanto
    la querido; el corazón; el encanto; el sol
    • querido [la ~] zelfstandig naamwoord
    • corazón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • encanto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • sol [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. el encanto
    el atractivo; la atracción; el encanto; la gracia; el hechizo; el garbo
    • atractivo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • atracción [la ~] zelfstandig naamwoord
    • encanto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gracia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hechizo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • garbo [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. el encanto
    la atracción; la fascinación; el encanto; la gracia; el garbo; la magia; el encantamiento; la amenidad; el donaire
  4. el encanto
    la amenidad; el encanto; la gracia; la elegancia
    • amenidad [la ~] zelfstandig naamwoord
    • encanto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gracia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • elegancia [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. el encanto
    la gracia; el encanto; la elegancia; la benevolencia; la amenidad
  6. el encanto
    el encanto; la gracia; la simpatía; el donaire
    • encanto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gracia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • simpatía [la ~] zelfstandig naamwoord
    • donaire [el ~] zelfstandig naamwoord
  7. el encanto
    la seducción; el encanto; la tentación; el atracción; la persuasión; la satería
  8. el encanto
    el encanto; la delicia
    • encanto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • delicia [la ~] zelfstandig naamwoord

encanto bijvoeglijk naamwoord

  1. encanto
    encanto

Verwante woorden van "encanto":


Alternatieve synoniemen voor "encanto":


encanto vorm van encantar:

encantar werkwoord

  1. encantar
    gustar; encantar; fascinar
  2. encantar
    embrujar; encantar; cautivado; hechizar; fascinar
  3. encantar
    seducir; encantar; tentar

Conjugations for encantar:

presente
  1. encanto
  2. encantas
  3. encanta
  4. encantamos
  5. encantáis
  6. encantan
imperfecto
  1. encantaba
  2. encantabas
  3. encantaba
  4. encantábamos
  5. encantabais
  6. encantaban
indefinido
  1. encanté
  2. encantaste
  3. encantó
  4. encantamos
  5. encantasteis
  6. encantaron
fut. de ind.
  1. encantaré
  2. encantarás
  3. encantará
  4. encantaremos
  5. encantaréis
  6. encantarán
condic.
  1. encantaría
  2. encantarías
  3. encantaría
  4. encantaríamos
  5. encantaríais
  6. encantarían
pres. de subj.
  1. que encante
  2. que encantes
  3. que encante
  4. que encantemos
  5. que encantéis
  6. que encanten
imp. de subj.
  1. que encantara
  2. que encantaras
  3. que encantara
  4. que encantáramos
  5. que encantarais
  6. que encantaran
miscelánea
  1. ¡encanta!
  2. ¡encantad!
  3. ¡no encantes!
  4. ¡no encantéis!
  5. encantado
  6. encantando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

encantar

  1. encantar
    encantar

Alternatieve synoniemen voor "encantar":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0272 seconde
Page rendered in 1.0 seconds