Spaans

Uitgebreide synoniemen voor frescura in het Spaans

frescura:

frescura [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la frescura
    el frío; la frescura; el resfrío; el frescor; el fresco
    • frío [el ~] zelfstandig naamwoord
    • frescura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • resfrío [el ~] zelfstandig naamwoord
    • frescor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fresco [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. la frescura
    la frescura; el frescor
    • frescura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • frescor [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. la frescura
    el frescor; la frescura; el fresco
    • frescor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • frescura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • fresco [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. la frescura
    el frío; la distancia; la frescura; la aire de distancia
  5. la frescura
    la frescura; el descaro; la grosería; la impertinencia; la desfachatez; la desenvoltura; el desplante; la insolencia; la desvergüenza; el descoco
  6. la frescura
    el frío; la frialdad; la indiferencia; la frescura; el estremecimiento; el frescor; la esquivez; el frío húmedo
  7. la frescura
    el resfrío; el frescor; el frío; la frescura
    • resfrío [el ~] zelfstandig naamwoord
    • frescor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • frío [el ~] zelfstandig naamwoord
    • frescura [la ~] zelfstandig naamwoord
  8. la frescura
    la frescura; el descaro; la impertinencia; la desfachatez; la desenvoltura; el desplante; la insolencia; la descortesía; el descoco
  9. la frescura
    la frescura; el descaro; la grosería; la impertinencia; la desfachatez; la desvergüenza; la indecencia

Verwante woorden van "frescura":

  • frescuras

Alternatieve synoniemen voor "frescura":


Verwante synoniemen voor frescura