Home ->Woordenboeken ->Spaans/Spaans ->Vertaal fuga

Synoniemen voor "fuga" in het Spaans

Overzicht
Spaans Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. fuga:
  2. fugarse:

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor fuga in het Spaans

fuga:

fuga [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la fuga
    la fuga; la huida; la evasión; la escapada; la evasiones
    • fuga [la ~] zelfstandig naamwoord
    • huida [la ~] zelfstandig naamwoord
    • evasión [la ~] zelfstandig naamwoord
    • escapada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • evasiones [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. la fuga
    el agujero; la fuga; el escape; la vía de agua; el hoyo; la punción; la gotera; la filtración; el hueco; la brecha; la abertura; el boquete; el agujerito
    • agujero [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fuga [la ~] zelfstandig naamwoord
    • escape [el ~] zelfstandig naamwoord
    • vía de agua [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hoyo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • punción [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gotera [la ~] zelfstandig naamwoord
    • filtración [la ~] zelfstandig naamwoord
    • hueco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • brecha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • abertura [la ~] zelfstandig naamwoord
    • boquete [el ~] zelfstandig naamwoord
    • agujerito [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. la fuga
    la fuga
    • fuga [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. la fuga
    la gotera; el agujero; la fuga; la pérdida; el escape; la filtración
    • gotera [la ~] zelfstandig naamwoord
    • agujero [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fuga [la ~] zelfstandig naamwoord
    • pérdida [la ~] zelfstandig naamwoord
    • escape [el ~] zelfstandig naamwoord
    • filtración [la ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "fuga":


fugarse:

fugarse werkwoord

  1. fugarse
    marcharse; largarse; salir; irse; escaparse; despedirse a la francesa; tomar las de Villadiego; coger las de Villadiego; fugarse; huirse; evadirse; irse pitando
  2. fugarse
    huir; fugarse; desertar

Conjugations for fugarse:

presente
  1. me fugo
  2. te fugas
  3. se fuga
  4. nos fugamos
  5. os fugáis
  6. se fugan
imperfecto
  1. me fugaba
  2. te fugabas
  3. se fugaba
  4. nos fugábamos
  5. os fugabais
  6. se fugaban
indefinido
  1. me fugué
  2. te fugaste
  3. se fugó
  4. nos fugamos
  5. os fugasteis
  6. se fugaron
fut. de ind.
  1. me fugaré
  2. te fugarás
  3. se fugará
  4. nos fugaremos
  5. os fugaréis
  6. se fugarán
condic.
  1. me fugaría
  2. te fugarías
  3. se fugaría
  4. nos fugaríamos
  5. os fugaríais
  6. se fugarían
pres. de subj.
  1. que me fugue
  2. que te fugues
  3. que se fugue
  4. que nos fuguemos
  5. que os fuguéis
  6. que se fuguen
imp. de subj.
  1. que me fugara
  2. que te fugaras
  3. que se fugara
  4. que nos fugáramos
  5. que os fugarais
  6. que se fugaran
miscelánea
  1. ¡fugate!
  2. ¡fugaos!
  3. ¡no te fugues!
  4. ¡no os fuguéis!
  5. fugado
  6. fugándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "fugarse":


Verwante synoniemen voor fuga







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0259 seconde
Page rendered in 1.0 seconds