Spaans

Uitgebreide synoniemen voor guarro in het Spaans

guarro:

guarro bijvoeglijk naamwoord

  1. guarro
    exquisito; zorro; bajo; desagradable; malo; antipático; sinvergüenza; secreto; afilado; ducho; redomado; guarro; a escondidas; listo; grosero; canalla; sofisticado; vivo; falso; disimulado; secretamente; astuto; hábil; desafinado; indecente; taimado; pérfido; cazurro; traicionero; tallado; reticente; despreciable; obsceno; andrajoso; harapiento; solapado; a hurtadillas; socarrón; terriblemente; subrepticio; falsamente; falsificado; en secreto; desacorde; en falso
  2. guarro
    sucio; guarro; desaliñado; chapuzo
  3. guarro
    bajo; malo; pequeño; inferior; menos; común; grosero; indigno; bajamente; realmente; sencillo; general; guarro; mezquino; limitado; sencillamente; soez; corriente; grave; normalmente; habitual; acostumbrado; vil; simplemente; verdaderamente; ordinario; canalla; francamente; ruin; usual; infame; criminal; indecente; comúnmente; obsceno; andrajoso; harapiento; módico; como siempre; sin más; ignominioso; habituado a; vilmente; deshonroso; oxidante; así como así; innoble; a sotavento
  4. guarro
    sucio; guarro; vil; cochino; puerco; cutre; soez; sórdido; grasiento; mugriento; abyecto; pringoso; cochambroso; seboso

guarro [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el guarro
    el puerco; el asqueroso; el cochino; el guarro; el marrano; el cerdo
    • puerco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • asqueroso [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cochino [el ~] zelfstandig naamwoord
    • guarro [el ~] zelfstandig naamwoord
    • marrano [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cerdo [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. el guarro
    el puerco; el cochinillo; el cochino; el ceboncillo; el lechón; el cerdito; el cerdo; el guarro
    • puerco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cochinillo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cochino [el ~] zelfstandig naamwoord
    • ceboncillo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • lechón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cerdito [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cerdo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • guarro [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. el guarro
    el pobre diablo; el pobre desgraciado; el vagabundo; el marrano; el guarro
  4. el guarro
    el marrano; el cerdo; el guarro; el cochino
    • marrano [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cerdo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • guarro [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cochino [el ~] zelfstandig naamwoord
  5. el guarro
    la escabrosidad; el guarro; la suciedad; la guarrada; la porquerías; la asquerosidad; la indecencia; la obscenidad; la guarrerías; la obscenidades

Verwante woorden van "guarro":

  • guarra, guarras, guarros

Alternatieve synoniemen voor "guarro":


Verwante synoniemen voor guarro