Spaans

Uitgebreide synoniemen voor hijo in het Spaans

hijo:

hijo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el hijo
    el hijo
    • hijo [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. el hijo
    el niño; el chiquillo; el botija; el nene; el chiquilín; el hijo; el chico; el crío; el mocoso; el muchachito; el pequeñito; el niñito; el chavalillo; el pequeñuelo; el muchachuelo; el niño pequeño

Verwante woorden van "hijo":


Alternatieve synoniemen voor "hijo":


Verwante synoniemen voor hijo