Spaans

Uitgebreide synoniemen voor rango in het Spaans

rango:

rango [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el rango
    la jerarquía; la disposición; el rango; la clasificación
  2. el rango
    el rango; la fila; el título; la categoría
    • rango [el ~] zelfstandig naamwoord
    • fila [la ~] zelfstandig naamwoord
    • título [el ~] zelfstandig naamwoord
    • categoría [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. el rango
    el nivel; el grado; el rango; la categoría; el gradación
    • nivel [el ~] zelfstandig naamwoord
    • grado [el ~] zelfstandig naamwoord
    • rango [el ~] zelfstandig naamwoord
    • categoría [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gradación [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. el rango
    el grado; el título; la potencia; el rango; la graduación
    • grado [el ~] zelfstandig naamwoord
    • título [el ~] zelfstandig naamwoord
    • potencia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • rango [el ~] zelfstandig naamwoord
    • graduación [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. el rango
    el rango
    • rango [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "rango":

  • rangos

Alternatieve synoniemen voor "rango":


Verwante synoniemen voor rango