Spaanse synoniemen van sentencia, ander woord voor sentencia

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor sentencia in het Spaans

sentencia:

sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord

la sentencia
la sentencia; el criterio; la opinión
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- criterio [el ~] zelfstandig naamwoord
- opinión [la ~] zelfstandig naamwoord
la sentencia
la sentencia; el fallo; el veredicto; la condenación; la condena; el auto
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- fallo [el ~] zelfstandig naamwoord
- veredicto [el ~] zelfstandig naamwoord
- condenación [la ~] zelfstandig naamwoord
- condena [la ~] zelfstandig naamwoord
- auto [el ~] zelfstandig naamwoord
la sentencia
el juicio; la sentencia; el fallo; la opinión; el criterio
- juicio [el ~] zelfstandig naamwoord
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- fallo [el ~] zelfstandig naamwoord
- opinión [la ~] zelfstandig naamwoord
- criterio [el ~] zelfstandig naamwoord
la sentencia
la articulación; el acuerdo; el juicio; la sentencia; la resolución; el criterio; la decisión; la opinión
- articulación [la ~] zelfstandig naamwoord
- acuerdo [el ~] zelfstandig naamwoord
- juicio [el ~] zelfstandig naamwoord
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- resolución [la ~] zelfstandig naamwoord
- criterio [el ~] zelfstandig naamwoord
- decisión [la ~] zelfstandig naamwoord
- opinión [la ~] zelfstandig naamwoord
la sentencia
la sentencia; la exposición; la manifestación; la declaración de testigo; la referencia; la explicación; la expresión; la declaración; la comunicación; el testimonio; la articulación; la pronunciación; la mención; la afirmación
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- exposición [la ~] zelfstandig naamwoord
- manifestación [la ~] zelfstandig naamwoord
- declaración de testigo [la ~] zelfstandig naamwoord
- referencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- explicación [la ~] zelfstandig naamwoord
- expresión [la ~] zelfstandig naamwoord
- declaración [la ~] zelfstandig naamwoord
- comunicación [la ~] zelfstandig naamwoord
- testimonio [el ~] zelfstandig naamwoord
- articulación [la ~] zelfstandig naamwoord
- pronunciación [la ~] zelfstandig naamwoord
- mención [la ~] zelfstandig naamwoord
- afirmación [la ~] zelfstandig naamwoord
la sentencia
la pronunciación; la declaración; la mención; el certificado; la sentencia; la articulación; el fallo; la expresión; el anuncio; el informe; el juicio; la noticia; la frase; la referencia; la exposición; la información; la observación; la opinión; la comunicación; la explicación; el testimonio; la manifestación; la certificación; la afirmación; el veredicto; la aseveración; el laudo; la declaración de testigo
- pronunciación [la ~] zelfstandig naamwoord
- declaración [la ~] zelfstandig naamwoord
- mención [la ~] zelfstandig naamwoord
- certificado [el ~] zelfstandig naamwoord
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- articulación [la ~] zelfstandig naamwoord
- fallo [el ~] zelfstandig naamwoord
- expresión [la ~] zelfstandig naamwoord
- anuncio [el ~] zelfstandig naamwoord
- informe [el ~] zelfstandig naamwoord
- juicio [el ~] zelfstandig naamwoord
- noticia [la ~] zelfstandig naamwoord
- frase [la ~] zelfstandig naamwoord
- referencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- exposición [la ~] zelfstandig naamwoord
- información [la ~] zelfstandig naamwoord
- observación [la ~] zelfstandig naamwoord
- opinión [la ~] zelfstandig naamwoord
- comunicación [la ~] zelfstandig naamwoord
- explicación [la ~] zelfstandig naamwoord
- testimonio [el ~] zelfstandig naamwoord
- manifestación [la ~] zelfstandig naamwoord
- certificación [la ~] zelfstandig naamwoord
- afirmación [la ~] zelfstandig naamwoord
- veredicto [el ~] zelfstandig naamwoord
- aseveración [la ~] zelfstandig naamwoord
- laudo [el ~] zelfstandig naamwoord
- declaración de testigo [la ~] zelfstandig naamwoord
la sentencia
la sentencia
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
la sentencia
la expresión retórica; el lema; la sentencia; el proverbio; el aforismo
- expresión retórica [la ~] zelfstandig naamwoord
- lema [el ~] zelfstandig naamwoord
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- proverbio [el ~] zelfstandig naamwoord
- aforismo [el ~] zelfstandig naamwoord
la sentencia
el aforismo; la sentencia; el proverbio
- aforismo [el ~] zelfstandig naamwoord
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- proverbio [el ~] zelfstandig naamwoord
la sentencia
la condena; la sentencia; el veredicto; la condenación
- condena [la ~] zelfstandig naamwoord
- sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- veredicto [el ~] zelfstandig naamwoord
- condenación [la ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "sentencia":

fallo; veredicto; laudo; resolución; decisión; dictamen; decreto; parecer; arbitraje
proverbio; adagio; aforismo; dicho; máxima; refrán; axioma; apotegma

sentencia vorm van sentenciar:

sentenciar werkwoord

sentenciar
perseguir; condenar; proseguir; enjuiciar; procesar; perseguir judicialmente; pasar por; sentenciar; someter a juicio
- perseguir werkwoord
- condenar werkwoord
- proseguir werkwoord
- enjuiciar werkwoord
- procesar werkwoord
- perseguir judicialmente werkwoord
- pasar por werkwoord
- sentenciar werkwoord
- someter a juicio werkwoord
sentenciar
juzgar; sentenciar; administrar justicia; formarse un juicio
- juzgar werkwoord
- sentenciar werkwoord
- administrar justicia werkwoord
- formarse un juicio werkwoord
sentenciar
sentenciar
- sentenciar werkwoord

Conjugations for sentenciar:

presente

sentencio
sentencias
sentencia
sentenciamos
sentenciáis
sentencian

imperfecto

sentenciaba
sentenciabas
sentenciaba
sentenciábamos
sentenciabais
sentenciaban

indefinido

sentencié
sentenciaste
sentenció
sentenciamos
sentenciasteis
sentenciaron

fut. de ind.

sentenciaré
sentenciarás
sentenciará
sentenciaremos
sentenciaréis
sentenciarán

condic.

sentenciaría
sentenciarías
sentenciaría
sentenciaríamos
sentenciaríais
sentenciarían

pres. de subj.

que sentencie
que sentencies
que sentencie
que sentenciemos
que sentenciéis
que sentencien

imp. de subj.

que sentenciara
que sentenciaras
que sentenciara
que sentenciáramos
que sentenciarais
que sentenciaran

miscelánea

¡sentencia!
¡sentenciad!
¡no sentencies!
¡no sentenciéis!
sentenciado
sentenciando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "sentenciar":

fallar; resolver; decidir; zanjar; arreglar; dirimir
juzgar; dictaminar; enjuiciar; arbitrar; decretar; establecer

Verwante synoniemen voor sentencia

Remove Ads

Synoniemen voor "sentencia" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor sentencia in het Spaans

sentencia:

sentencia [la ~] zelfstandig naamwoord

la sentencia

la sentencia

la sentencia

la sentencia

la sentencia

la sentencia

la sentencia

la sentencia

la sentencia

la sentencia

Alternatieve synoniemen voor "sentencia":

sentencia vorm van sentenciar:

sentenciar werkwoord

sentenciar

sentenciar

sentenciar

Conjugations for sentenciar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Alternatieve synoniemen voor "sentenciar":

Verwante synoniemen voor sentencia