Spaans

Uitgebreide synoniemen voor traidor in het Spaans

traidor:

traidor [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el traidor
    el chivato; el delator; el traidor; el soplón
    • chivato [el ~] zelfstandig naamwoord
    • delator [el ~] zelfstandig naamwoord
    • traidor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • soplón [el ~] zelfstandig naamwoord

traidor bijvoeglijk naamwoord

  1. traidor
    traidor; traicionero
  2. traidor
    infiel; traidor; desleal; apóstata
  3. traidor
    infiel; traidor; traicionero; desleal
  4. traidor
    mentiroso; falso; sospechoso; engañoso; no digno de confianza; traidor; fraudulento; engañador; no fidedigno; poco fiable
  5. traidor
    malo; falso; clandestino; desagradable; pérfido; secretamente; falsamente; bajo; traidor; traicionero; sinvergüenza; despreciable; a escondidas; disimulado; andrajoso; harapiento; socarrón; en secreto; en falso; desarrapado

Verwante woorden van "traidor":


Alternatieve synoniemen voor "traidor":


Verwante synoniemen voor traidor