Spaans

Uitgebreide vertaling voor inspirar (Spaans) in het Nederlands

inspirar:

inspirar werkwoord

  1. inspirar
    inspireren; ingeven; inboezemen
    • inspireren werkwoord (inspireer, inspireert, inspireerde, inspireerden, geïnspireerd)
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • inboezemen werkwoord (boezem in, boezemt in, boezemde in, boezemden in, ingeboezemd)
  2. inspirar (animar; entusiasmar)
    inspireren; bezielen; een inspirerende werking hebben
  3. inspirar (conjeturar; sugerir; proponer; )
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren werkwoord (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren werkwoord (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden werkwoord (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven werkwoord (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)
    • iets aanraden werkwoord
  4. inspirar (animar; excitar; dar viveza a; entusiasmar)
    opwekken; tot leven wekken; activeren; reanimeren; verlevendigen; opleven
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • tot leven wekken werkwoord (wek tot leven, wekt tot leven, wekte tot leven, wekten tot leven, tot leven gewekt)
    • activeren werkwoord (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • reanimeren werkwoord
    • verlevendigen werkwoord (verlevendig, verlevendigt, verlevendigde, verlevendigden, verlevendigd)
    • opleven werkwoord (leef op, leeft op, leefde op, leefden op, opgeleefd)
  5. inspirar (soplar en)
    inblazen; erin blazen
    • inblazen werkwoord (blaas in, blaast in, blies in, bliezen in, ingeblazen)
    • erin blazen werkwoord (blaas erin, blaast erin, blies erin, bliezen erin, erin gebelazen)

Conjugations for inspirar:

presente
  1. inspiro
  2. inspiras
  3. inspira
  4. inspiramos
  5. inspiráis
  6. inspiran
imperfecto
  1. inspiraba
  2. inspirabas
  3. inspiraba
  4. inspirábamos
  5. inspirabais
  6. inspiraban
indefinido
  1. inspiré
  2. inspiraste
  3. inspiró
  4. inspiramos
  5. inspirasteis
  6. inspiraron
fut. de ind.
  1. inspiraré
  2. inspirarás
  3. inspirará
  4. inspiraremos
  5. inspiraréis
  6. inspirarán
condic.
  1. inspiraría
  2. inspirarías
  3. inspiraría
  4. inspiraríamos
  5. inspiraríais
  6. inspirarían
pres. de subj.
  1. que inspire
  2. que inspires
  3. que inspire
  4. que inspiremos
  5. que inspiréis
  6. que inspiren
imp. de subj.
  1. que inspirara
  2. que inspiraras
  3. que inspirara
  4. que inspiráramos
  5. que inspirarais
  6. que inspiraran
miscelánea
  1. ¡inspira!
  2. ¡inspirad!
  3. ¡no inspires!
  4. ¡no inspiréis!
  5. inspirado
  6. inspirando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor inspirar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opwekken estimular; instigar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
activeren animar; dar viveza a; entusiasmar; excitar; inspirar activar; animar; avivar; dar viveza a; desencadenar; entusiasmar; excitar; provocar
adviseren adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir aconsejar; recomendar
bezielen animar; entusiasmar; inspirar alentar; animar; avivar; dar viveza a; entusiasmar; envalentonar; estimular; excitar; provocar
een inspirerende werking hebben animar; entusiasmar; inspirar
erin blazen inspirar; soplar en
iets aanraden adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir
inblazen inspirar; soplar en soplar en
inboezemen inspirar
ingeven adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir administrar; administrar medicamentos; dar; decir al oído; dictar; insinuar; presentar; provocar; suministrar
inspireren animar; entusiasmar; inspirar
opleven animar; dar viveza a; entusiasmar; excitar; inspirar resurgir; revivir
opwekken animar; dar viveza a; entusiasmar; excitar; inspirar alentar; animar; apuntalar; arrancar; avivar; dar viveza a; entusiasmar; estimular; excitar; impulsar; incentivar; incitar; motivar; provocar
raden adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir adivinar; barruntar; conjeturar; especular; estimar; hacer conjeturas; presumir; presuponer; suponer
reanimeren animar; dar viveza a; entusiasmar; excitar; inspirar
suggereren adivinar; appreciar; conjeturar; estimar; hacer conjeturas; inspirar; pintar; presentar; proponer; provocar; representar; sugerir lanzar; sugerir
tot leven wekken animar; dar viveza a; entusiasmar; excitar; inspirar
verlevendigen animar; dar viveza a; entusiasmar; excitar; inspirar amenizar; arreglarse un poco; darse un refrescón; enfriar; enfriarse; refrescar; refrigerar; sanar

Wiktionary: inspirar

inspirar
verb
  1. inspireren
  2. lucht uit de omgeving opnemen
  3. de geest gaande maken
  4. iemand een bepaald gevoel geven

Cross Translation:
FromToVia
inspirar bezielen; inboezemen; inspireren; dicteren dicterprononcer mot à mot une phrase ou une suite de phraser, pour qu’une ou plusieurs autres personnes l’écrire.
inspirar een wenk geven; influisteren; opperen; suggereren; bepraten; overhalen; overreden; te denken geven; bezielen; inboezemen; inspireren; inademen; ophalen; inblazen inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.

Verwante vertalingen van inspirar