Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sus:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. sussen:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor sus (Spaans) in het Nederlands

sus:

sus bijvoeglijk naamwoord

  1. sus (ellos; su; a ellos; )
    hun; hen
    • hun bijvoeglijk naamwoord
    • hen bijvoeglijk naamwoord

sus

  1. sus (su)
  2. sus (se; ellos; ellas; )

Vertaal Matrix voor sus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hen gallina
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
Uwe su; sus
men a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
uw su; sus
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hen a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
hun a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
uw su; suyo

Wiktionary: sus

sus
pronoun
  1. bezittelijk voornaamwoord uw
  2. derde persoon enkelvoud m/o

Cross Translation:
FromToVia
sus haar; zijn its — belonging to it
sus zijn ↔ one's — belonging to
sus hun their — belonging to them

Verwante vertalingen van sus



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sus (Nederlands) in het Spaans

sussen:

sussen werkwoord (sus, sust, suste, susten, gesust)

  1. sussen (tot kalmte manen; kalmeren; bedaren)
    tranquilizar; extinguir; calmar; apagarse; acallar; extinguirse; ajustir

Conjugations for sussen:

o.t.t.
  1. sus
  2. sust
  3. sust
  4. sussen
  5. sussen
  6. sussen
o.v.t.
  1. suste
  2. suste
  3. suste
  4. susten
  5. susten
  6. susten
v.t.t.
  1. heb gesust
  2. hebt gesust
  3. heeft gesust
  4. hebben gesust
  5. hebben gesust
  6. hebben gesust
v.v.t.
  1. had gesust
  2. had gesust
  3. had gesust
  4. hadden gesust
  5. hadden gesust
  6. hadden gesust
o.t.t.t.
  1. zal sussen
  2. zult sussen
  3. zal sussen
  4. zullen sussen
  5. zullen sussen
  6. zullen sussen
o.v.t.t.
  1. zou sussen
  2. zou sussen
  3. zou sussen
  4. zouden sussen
  5. zouden sussen
  6. zouden sussen
en verder
  1. ben gesust
  2. bent gesust
  3. is gesust
  4. zijn gesust
  5. zijn gesust
  6. zijn gesust
diversen
  1. sus!
  2. sust!
  3. gesust
  4. sussend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sussen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
extinguirse uitsterven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acallar bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen het zwijgen opleggen; laten zwijgen
ajustir bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen bijleggen; schikken; verzoenen
apagarse bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen doven; opbranden; smoren; uitblussen; uitbranden; uitdoven; verstillen; verstommen
calmar bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen dempen; geruststellen; kalmeren; matigen; temperen; zich matigen
extinguir bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen blussen; doven; liquideren; smoren; uitblussen; uitdoven; uitroeien; wegvagen
extinguirse bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen afsluiten; afsterven; beëindigen; breken; doodgaan; doven; een einde maken aan; eindigen; kapot gaan; kapotgaan; omkomen; ophouden; overlijden; smoren; sneuvelen; sterven; stoppen; stuk gaan; uitblussen; uitdoven; uitsterven
tranquilizar bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen geruststellen

Wiktionary: sussen


Cross Translation:
FromToVia
sussen apaciguar; sosegar; aquietar; tranquilizar apaiserramener au calme, à un état paisible.