Spaans

Uitgebreide vertaling voor aportar (Spaans) in het Nederlands

aportar:

aportar werkwoord

  1. aportar (ayudar a)
    bijdragen
    • bijdragen werkwoord (draag bij, draagt bij, droeg bij, droegen bij, bijgedragen)
  2. aportar (contribuir; ayudar)
    bijdragen; meehelpen
    • bijdragen werkwoord (draag bij, draagt bij, droeg bij, droegen bij, bijgedragen)
    • meehelpen werkwoord (help mee, helpt mee, hielp mee, hielpen mee, meegeholpen)
  3. aportar (contribuir)
    bijdragen; iets in te brengen hebben; inbrengen
  4. aportar (implementar; asistir)
    iets in te brengen hebben; inbrengen
  5. aportar (intrigar; contribuir; enredar; hacer entrar)
    konkelen; intrigeren; kuipen
    • konkelen werkwoord (konkel, konkelt, konkelde, konkelden, gekonkeld)
    • intrigeren werkwoord (intrigeer, intrigeert, intrigeerde, intrigeerden, geïntrigeerd)
    • kuipen werkwoord (kuip, kuipt, kuipte, kuipten, gekuipt)

Conjugations for aportar:

presente
  1. aporto
  2. aportas
  3. aporta
  4. aportamos
  5. aportáis
  6. aportan
imperfecto
  1. aportaba
  2. aportabas
  3. aportaba
  4. aportábamos
  5. aportabais
  6. aportaban
indefinido
  1. aporté
  2. aportaste
  3. aportó
  4. aportamos
  5. aportasteis
  6. aportaron
fut. de ind.
  1. aportaré
  2. aportarás
  3. aportará
  4. aportaremos
  5. aportaréis
  6. aportarán
condic.
  1. aportaría
  2. aportarías
  3. aportaría
  4. aportaríamos
  5. aportaríais
  6. aportarían
pres. de subj.
  1. que aporte
  2. que aportes
  3. que aporte
  4. que aportemos
  5. que aportéis
  6. que aporten
imp. de subj.
  1. que aportara
  2. que aportaras
  3. que aportara
  4. que aportáramos
  5. que aportarais
  6. que aportaran
miscelánea
  1. ¡aporta!
  2. ¡aportad!
  3. ¡no aportes!
  4. ¡no aportéis!
  5. aportado
  6. aportando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

aportar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el aportar (introducir; contribuir)
    het inbrengen; erin brengen

Vertaal Matrix voor aportar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erin brengen aportar; contribuir; introducir
inbrengen aportar; contribuir; introducir
kuipen barriles
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijdragen aportar; ayudar; ayudar a; contribuir
iets in te brengen hebben aportar; asistir; contribuir; implementar
inbrengen aportar; asistir; contribuir; implementar aportar dinero; entrar; ingresar; inserir; insertar; intercalar; introducir; poner; ser rentable
intrigeren aportar; contribuir; enredar; hacer entrar; intrigar fascinar; intrigar
konkelen aportar; contribuir; enredar; hacer entrar; intrigar
kuipen aportar; contribuir; enredar; hacer entrar; intrigar
meehelpen aportar; ayudar; contribuir asistir; ayudar

Synoniemen voor "aportar":


Wiktionary: aportar

aportar
verb
  1. brengen naar

Cross Translation:
FromToVia
aportar afhalen; meebrengen; meenemen; vergaderen; medenemen; medebrengen; aandragen; bezorgen; brengen; aanbrengen; voorleiden amenermener d’un lieu à un autre.
aportar brengen; bijeenbrengen; meebrengen; meenemen; medenemen; medebrengen; aandragen; bezorgen; aanbrengen apporterporter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.

Verwante vertalingen van aportar