Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. archivar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor archivar (Spaans) in het Nederlands

archivar:

archivar werkwoord

  1. archivar
    archiveren; opslaan; opbergen; bewaren
    • archiveren werkwoord (archiveer, archiveert, archiveerde, archiveerden, gearchiveerd)
    • opslaan werkwoord (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
    • opbergen werkwoord (berg op, bergt op, borg op, borgen op, opgeborgen)
    • bewaren werkwoord (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
  2. archivar
    comprimeren
    • comprimeren werkwoord (comprimeer, comprimeert, comprimeerde, comprimeerden, gecomprimeerd)
  3. archivar
    archiveren
    • archiveren werkwoord (archiveer, archiveert, archiveerde, archiveerden, gearchiveerd)
  4. archivar (recoger; reunir; acumular)
    samenrapen; samenpakken; bijeen scharrelen
    • samenrapen werkwoord (raap samen, raapt samen, raapte samen, raapten samen, samengeraapt)
    • samenpakken werkwoord (pak samen, pakt samen, pakte samen, pakten samen, samengepakt)
    • bijeen scharrelen werkwoord (scharrel bijeen, scharrelt bijeen, scharrelde bijeen, scharrelden bijeen, bijeen gescharreld)

Conjugations for archivar:

presente
  1. archivo
  2. archivas
  3. archiva
  4. archivamos
  5. archiváis
  6. archivan
imperfecto
  1. archivaba
  2. archivabas
  3. archivaba
  4. archivábamos
  5. archivabais
  6. archivaban
indefinido
  1. archivé
  2. archivaste
  3. archivó
  4. archivamos
  5. archivasteis
  6. archivaron
fut. de ind.
  1. archivaré
  2. archivarás
  3. archivará
  4. archivaremos
  5. archivaréis
  6. archivarán
condic.
  1. archivaría
  2. archivarías
  3. archivaría
  4. archivaríamos
  5. archivaríais
  6. archivarían
pres. de subj.
  1. que archive
  2. que archives
  3. que archive
  4. que archivemos
  5. que archivéis
  6. que archiven
imp. de subj.
  1. que archivara
  2. que archivaras
  3. que archivara
  4. que archiváramos
  5. que archivarais
  6. que archivaran
miscelánea
  1. ¡archiva!
  2. ¡archivad!
  3. ¡no archives!
  4. ¡no archivéis!
  5. archivado
  6. archivando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor archivar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewaren almacén; depósito
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
archiveren archivar
bewaren archivar almacenar; apartar; conservar; depositar; depositar sobre; guardar; poner a un lado; poner en el establo; poner en el garaje; proteger; salvar
bijeen scharrelen acumular; archivar; recoger; reunir
comprimeren archivar apretar; compactar; comprimir; concentrarse; estrujar; prensar
opbergen archivar encerrar; guardar; poner aparte; recoger
opslaan archivar almacenar; depositar; guardar; recordar; reservarse; retener; salvar
samenpakken acumular; archivar; recoger; reunir
samenrapen acumular; archivar; recoger; reunir

Synoniemen voor "archivar":


Wiktionary: archivar


Cross Translation:
FromToVia
archivar archiveren archive — to archive
archivar opslaan; bewaren save — to write a file to a disk