Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal bajones

Vertaal bajones van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

bajones:
- malaise; slapheid; slapte
bajón:
- laagtepunt; dieptepunt; diepterecord; emotionele crisis; inzakking; laagterecord; malaise; slapheid; slapte
Wiktionary:
- bajón → fagot, boefkik

Spaans

Uitgebreide vertaling voor bajones (Spaans) in het Nederlands

bajones:

bajones [el ~] zelfstandig naamwoord

el bajones (depresión; baja; fracaso; crisis; bache; bajón; flojedad)
de malaise; de slapheid; de slapte
- malaise [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slapheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bajones:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
malaise	bache; baja; bajones; bajón; crisis; depresión; flojedad; fracaso
slapheid	bache; baja; bajones; bajón; crisis; depresión; flojedad; fracaso	apatía; debilidad; estupidez; fatiga; flojedad; flojera; fragilidad; inactividad; inercia; lasitud
slapte	bache; baja; bajones; bajón; crisis; depresión; flojedad; fracaso	blandenguería; debilidad; estupidez; fatiga; flojedad; flojera; fragilidad; inactividad; indolencia; inercia

Verwante woorden van "bajones":

bajón

bajones vorm van bajón:

bajón [el ~] zelfstandig naamwoord

el bajón (marca más baja; récord más bajo; fondo)
het laagtepunt; het dieptepunt
- laagtepunt [het ~] zelfstandig naamwoord
- dieptepunt [het ~] zelfstandig naamwoord
el bajón (récord más bajo; fondo; marca más baja)
het diepterecord
- diepterecord [het ~] zelfstandig naamwoord
el bajón (crisis emocional)
emotionele crisis
- emotionele crisis [znw.] zelfstandig naamwoord
el bajón (derrumbamiento; baja; trampa; inclinación; fracaso; caída; crisis; ruina; hundimiento; derrumbe; bache; colapso; desplome; recesión; recaída; crac; desmoronamiento; aplanamiento; driza)
de inzakking
- inzakking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el bajón (marca más baja; fondo; récord más bajo)
het laagterecord
- laagterecord [het ~] zelfstandig naamwoord
el bajón (depresión; baja; fracaso; crisis; bache; flojedad; bajones)
de malaise; de slapheid; de slapte
- malaise [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slapheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bajón:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dieptepunt	bajón; fondo; marca más baja; récord más bajo
diepterecord	bajón; fondo; marca más baja; récord más bajo
emotionele crisis	bajón; crisis emocional
inzakking	aplanamiento; bache; baja; bajón; caída; colapso; crac; crisis; derrumbamiento; derrumbe; desmoronamiento; desplome; driza; fracaso; hundimiento; inclinación; recaída; recesión; ruina; trampa
laagtepunt	bajón; fondo; marca más baja; récord más bajo
laagterecord	bajón; fondo; marca más baja; récord más bajo
malaise	bache; baja; bajones; bajón; crisis; depresión; flojedad; fracaso
slapheid	bache; baja; bajones; bajón; crisis; depresión; flojedad; fracaso	apatía; debilidad; estupidez; fatiga; flojedad; flojera; fragilidad; inactividad; inercia; lasitud
slapte	bache; baja; bajones; bajón; crisis; depresión; flojedad; fracaso	blandenguería; debilidad; estupidez; fatiga; flojedad; flojera; fragilidad; inactividad; indolencia; inercia

Verwante woorden van "bajón":

bajones

Synoniemen voor "bajón":

descenso; caída; disminución; merma; decaimiento; decadencia; debilidad; depresión; ocaso
fagote; fagot

Wiktionary: bajón

Cross Translation:

From	To	Via
• bajón	→ fagot	↔ bassoon — musical instrument in the woodwind family
• bajón	→ boefkik	↔ munchies — craving for food as a result of use of cannabis