Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal carencia

Vertaal carencia van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. carencia:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor carencia (Spaans) in het Nederlands

carencia:

carencia [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la carencia (deficiencia; ausencia; necesidad; escasez; privación)
    het gebrek; het gemis
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gemis [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la carencia (falta; defecto; falta de peso; deficiencia; fallo)
    het gebrek; het tekort; het manco
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
    • manco [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. la carencia
    de ontbering; de nooddruft
  4. la carencia (contracción; disminución)
    de krimp; de krimping
    • krimp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • krimping [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. la carencia (déficit; falta; deficiencia)
    de deficit; het tekort
    • deficit [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. la carencia (fallo; falta; defecto; )
    het gebrek; de fout; de feil
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • fout [de ~] zelfstandig naamwoord
    • feil [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. la carencia (defecto corporal; deficiencia; desastre; indigencia)
    de handicap; het gebrek; het lichaamsgebrek
  8. la carencia (laguna; hiato; deficiencia)
    de lacune; de leegte; de leemte
    • lacune [de ~] zelfstandig naamwoord
    • leegte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • leemte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  9. la carencia (penuria; necesidad; déficit; )
    de schaarste; het gebrek; de schaarsheid; het tekort; de krapte
    • schaarste [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schaarsheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
    • krapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  10. la carencia (disminución; contracción)
    de slinking
    • slinking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor carencia:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deficit carencia; deficiencia; déficit; falta
feil ausencia; carencia; defecto; deficiencia; desperfecto; error; fallo; falta; imperfección chivo; defecto; desacierto; equivocación; error; fallo; falta; fracaso
fout ausencia; carencia; defecto; deficiencia; desperfecto; error; fallo; falta; imperfección chivo; defecto; desacierto; equivocación; error; fallo; fallo de máquina; falta; fracaso; metedura de pata; patinazo; pifia
gebrek ausencia; carencia; defecto; defecto corporal; deficiencia; desastre; desperfecto; déficit; error; escasez; fallo; falta; falta de peso; frugalidad; imperfección; indigencia; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación debilidad; defecto; deficiencia; desperfecto; fallo de máquina; falta; hueco; impedimiento; merma; miseria; pobreza; vacío
gemis ausencia; carencia; deficiencia; escasez; necesidad; privación
handicap carencia; defecto corporal; deficiencia; desastre; indigencia defecto; deficiencia; impedimiento
krapte carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación
krimp carencia; contracción; disminución
krimping carencia; contracción; disminución
lacune carencia; deficiencia; hiato; laguna
leegte carencia; deficiencia; hiato; laguna ocio; pereza; vacío
leemte carencia; deficiencia; hiato; laguna
lichaamsgebrek carencia; defecto corporal; deficiencia; desastre; indigencia
manco carencia; defecto; deficiencia; fallo; falta; falta de peso debilidad; defecto; deficiencia; desperfecto; falta; hueco; merma; vacío
nooddruft carencia
ontbering carencia
schaarsheid carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación
schaarste carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación escasez
slinking carencia; contracción; disminución
tekort carencia; defecto; deficiencia; déficit; escasez; fallo; falta; falta de peso; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación debe; deuda bancaria; débito; déficit; saldo negativo
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fout equivocadamente; equivocado; erróneo; falso; impropio; incorrecto; inexacto; travieso

Synoniemen voor "carencia":


Wiktionary: carencia

Cross Translation:
FromToVia
• carencia → gebrek ↔ lack — deficiency, need

Verwante vertalingen van carencia







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0415 seconde
Page rendered in 1.0 seconds