Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. caseta:
  2. casete:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor caseta (Spaans) in het Nederlands

caseta:

caseta [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la caseta (casilla; residencia; alojamiento; )
    het verblijf; het optrekje; de stulp
    • verblijf [het ~] zelfstandig naamwoord
    • optrekje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stulp [de ~] zelfstandig naamwoord
    het huis
    – gebouw dat bedoeld is om in te wonen 1
    • huis [het ~] zelfstandig naamwoord
      • wij wonen in een oud huis1
  2. la caseta (choza; jaula; zaquizamí; )
    de hut; het hutje; het hok
    • hut [de ~] zelfstandig naamwoord
    • hutje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hok [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. la caseta (tugurio)
    de krot; het hutje; het kot
    • krot [de ~] zelfstandig naamwoord
    • hutje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kot [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. la caseta (mercancía; asignatura; artesanía; )
    het ambacht; de stiel; métier; het vak
    • ambacht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stiel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • métier [znw.] zelfstandig naamwoord
    • vak [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. la caseta (compartimiento; partición; división; reparto)
    de verdeling
  6. la caseta (casilla; taquilla; trastero; )
    het hokje
    • hokje [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor caseta:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ambacht actividad; actividades; apelación; artesanía; asignatura; asunto; asuntos; aventura; caseta; casilla; causa; compartimiento; mercancía; profesión; trabajo actividad; cargo; empleo; obra; trabajo
hok cabaña; cabina; camarote; caseta; caseta del perro; casilla; casuca; casucha; chabola; chiribitil; choza; covacha; cuchitril; garita; jaula; trastero; zaquizamí barraca; cabaña; choza; establo; gallinero; jaula; paradero de animales; pocilga; rancho
hokje cabaña; calabozo; campana de cristal; caseta; caseta del perro; casilla; casuca; casucha; covacha; cuchitril; fanal; gallinero; garita; jaula; lóculo; masilla; pegamento; pocilga; recuadro; taquilla; trastero; zahurda; zaquizamí
huis alojamiento; campana de cristal; caseta; casilla; casita; estancia; permanencia; residencia apartamento; casa; habitación; residencia
hut cabaña; cabina; camarote; caseta; caseta del perro; casilla; casuca; casucha; chabola; chiribitil; choza; covacha; cuchitril; garita; jaula; trastero; zaquizamí barraca; cabaña; cabaña de pastor; cabina; camarote; casuca; casucha; chabola; choza; covacha; cuchitril; rancho; zahurda; zaquizamí
hutje cabaña; cabina; camarote; caseta; caseta del perro; casilla; casuca; casucha; chabola; chiribitil; choza; covacha; cuchitril; garita; jaula; trastero; tugurio; zaquizamí
kot caseta; tugurio barraca; cabaña; cabina; camarote; casuca; casucha; chabola; choza; covacha; cuchitril; rancho; zahurda; zaquizamí
krot caseta; tugurio barraca; chabola
métier actividad; actividades; apelación; artesanía; asignatura; asunto; asuntos; aventura; caseta; casilla; causa; compartimiento; mercancía; profesión; trabajo
optrekje alojamiento; campana de cristal; caseta; casilla; casita; estancia; permanencia; residencia casita
stiel actividad; actividades; apelación; artesanía; asignatura; asunto; asuntos; aventura; caseta; casilla; causa; compartimiento; mercancía; profesión; trabajo
stulp alojamiento; campana de cristal; caseta; casilla; casita; estancia; permanencia; residencia
vak actividad; actividades; apelación; artesanía; asignatura; asunto; asuntos; aventura; caseta; casilla; causa; compartimiento; mercancía; profesión; trabajo actividad; cargo; congelador de la nevera; empleo; obra; profesión; trabajo
verblijf alojamiento; campana de cristal; caseta; casilla; casita; estancia; permanencia; residencia casa; residencia
verdeling caseta; compartimiento; división; partición; reparto

Verwante woorden van "caseta":


Synoniemen voor "caseta":


Wiktionary: caseta


Cross Translation:
FromToVia
caseta portierswoning lodge — porter's rooms
caseta hok niche — Cabane pour chien

caseta vorm van casete:

casete [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el casete (cinta)
    de cassette; het cassettebandje

Vertaal Matrix voor casete:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cassette casete; cinta
cassettebandje casete; cinta

Verwante woorden van "casete":


Wiktionary: casete

casete
noun
  1. een behuizing voor video- en audiobanden

Verwante vertalingen van caseta