Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. colgar:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor colgar (Spaans) in het Nederlands

colgar:

colgar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el colgar
    het hangen
    • hangen [het ~] zelfstandig naamwoord

colgar werkwoord

  1. colgar (ahorcar; colgarse)
    ophangen; ergens aan hangen
  2. colgar (colgarse)
    ophangen; opknopen
    • ophangen werkwoord (hang op, hangt op, hing op, hingen op, opgehangen)
    • opknopen werkwoord (knoop op, knoopt op, knoopte op, knoopten op, opgeknoopt)
  3. colgar (tender)

Conjugations for colgar:

presente
  1. cuelgo
  2. cuelgas
  3. cuelga
  4. colgamos
  5. colgáis
  6. cuelgan
imperfecto
  1. colgaba
  2. colgabas
  3. colgaba
  4. colgábamos
  5. colgabais
  6. colgaban
indefinido
  1. colgué
  2. colgaste
  3. colgó
  4. colgamos
  5. colgasteis
  6. colgaron
fut. de ind.
  1. colgaré
  2. colgarás
  3. colgará
  4. colgaremos
  5. colgaréis
  6. colgarán
condic.
  1. colgaría
  2. colgarías
  3. colgaría
  4. colgaríamos
  5. colgaríais
  6. colgarían
pres. de subj.
  1. que cuelgue
  2. que cuelgues
  3. que cuelgue
  4. que colguemos
  5. que colguéis
  6. que cuelguen
imp. de subj.
  1. que colgara
  2. que colgaras
  3. que colgara
  4. que colgáramos
  5. que colgarais
  6. que colgaran
miscelánea
  1. ¡cuelga!
  2. ¡colgad!
  3. ¡no cuelgues!
  4. ¡no colguéis!
  5. colgado
  6. colgando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor colgar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hangen colgar
ophangen suspensión
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ergens aan hangen ahorcar; colgar; colgarse
hangen depender de; flotar
naarbeneden hangen colgar; tender
ophangen ahorcar; colgar; colgarse
opknopen colgar; colgarse

Synoniemen voor "colgar":


Wiktionary: colgar

colgar
verb
  1. iets in een hangende positie bevestigen
  2. een telefoongesprek beëindigen

Cross Translation:
FromToVia
colgar ophangen; hangen hang — to be or remain suspended
colgar ophangen; hangen hang — to cause to be suspended
colgar haken; enteren; aanhaken; vasthaken accrocher — Attacher, suspendre à un crochet, à un clou, à un portemanteau, etc. (Sens général).
colgar hangen pendreattacher une chose, une personne ou un animal en haut par une de ses parties, de manière qu’elle ne toucher pas en bas.
colgar terugvallen; hangen retombertomber encore.

Verwante vertalingen van colgar