Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. compeler:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor compeler (Spaans) in het Nederlands

compeler:

compeler werkwoord

  1. compeler (imponer)
    verplichten
    • verplichten werkwoord (verplicht, verplichtte, verplichtten, verplicht)
  2. compeler (agraviar; forzar; obligar; )
    dwingen; forceren
    • dwingen werkwoord (dwing, dwingt, dwong, dwongen, gedwongen)
    • forceren werkwoord (forceer, forceert, forceerde, forceerden, geforceerd)
  3. compeler (obligar; forzar; coaccionar)
    noodzaken tot
    • noodzaken tot werkwoord (noodzaak tot, noodzaakt tot, noodzaakte tot, noodzaakten tot, genoodzaakt tot)

Conjugations for compeler:

presente
  1. compelo
  2. compeles
  3. compele
  4. compelemos
  5. compeléis
  6. compelen
imperfecto
  1. compelía
  2. compelías
  3. compelía
  4. compelíamos
  5. compelíais
  6. compelían
indefinido
  1. compelí
  2. compeliste
  3. compelió
  4. compelimos
  5. compelisteis
  6. compelieron
fut. de ind.
  1. compeleré
  2. compelerás
  3. compelerá
  4. compeleremos
  5. compeleréis
  6. compelerán
condic.
  1. compelería
  2. compelerías
  3. compelería
  4. compeleríamos
  5. compeleríais
  6. compelerían
pres. de subj.
  1. que compela
  2. que compelas
  3. que compela
  4. que compelamos
  5. que compeláis
  6. que compelan
imp. de subj.
  1. que compeliera
  2. que compelieras
  3. que compeliera
  4. que compeliéramos
  5. que compelierais
  6. que compelieran
miscelánea
  1. ¡compele!
  2. ¡compeled!
  3. ¡no compelas!
  4. ¡no compeláis!
  5. compelido
  6. compeliendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor compeler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forceren imposición; obligación
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dwingen acometer; agraviar; compeler; forzar; forzarse; infringir; machacar; obligar; ordenar extorcer; forzar; obligar; obligar a hacer
forceren acometer; agraviar; compeler; forzar; forzarse; infringir; machacar; obligar; ordenar disociar; extorcer; forzar; forzarse; interrumpir; obligar; quebrar; romper; separar
noodzaken tot coaccionar; compeler; forzar; obligar
verplichten compeler; imponer

Synoniemen voor "compeler":


Wiktionary: compeler


Cross Translation:
FromToVia
compeler afdwingen compel — exact by force
compeler dwingen compel — force, constrain or coerce