Spaans

Uitgebreide vertaling voor concordar (Spaans) in het Nederlands

concordar:

concordar werkwoord

  1. concordar (rimar)
    rijmen
    • rijmen werkwoord (rijm, rijmt, rijmde, rijmden, gerijmd)
  2. concordar (coincidir con; coincidir; concertar)
    overeenkomen; overeenstemmen met; overeenkomen met; kloppen met; stroken; stroken met
  3. concordar (ponerse de acuerdo; acordar; convenir; )
    overeenkomen; overeenstemmen; eens worden
    • overeenkomen werkwoord (kom overeen, komt overeen, kwam overeen, kwamen overeen, overeen gekomen)
    • overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
    • eens worden werkwoord (word eens, wordt eens, werd eens, werden eens, eens geworden)
  4. concordar (corresponder con; ser justo; coincidir con; convenir con)
    kloppen; overeenstemmen; juist zijn
    • kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
    • overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)
    • juist zijn werkwoord (ben juist, bent juist, is juist, was juist, waren juist, juist geweest)
  5. concordar (corresponder; quedar bien)
    samenstemmen; harmoniëren; overeenstemmen; een harmonieus geheel vormen
    • samenstemmen werkwoord (stem samen, stemt samen, stemde samen, stemden samen, samengestemd)
    • harmoniëren werkwoord (harmonieer, harmonieert, harmonieerde, harmonieerden, geharmonieerd)
    • overeenstemmen werkwoord (stem overeen, stemt overeen, stemde overeen, stemden overeen, overeen gestemd)

Conjugations for concordar:

presente
  1. concuerdo
  2. concuerdas
  3. concuerda
  4. concordamos
  5. concordáis
  6. concuerdan
imperfecto
  1. concordaba
  2. concordabas
  3. concordaba
  4. concordábamos
  5. concordabais
  6. concordaban
indefinido
  1. concordé
  2. concordaste
  3. concordó
  4. concordamos
  5. concordasteis
  6. concordaron
fut. de ind.
  1. concordaré
  2. concordarás
  3. concordará
  4. concordaremos
  5. concordaréis
  6. concordarán
condic.
  1. concordaría
  2. concordarías
  3. concordaría
  4. concordaríamos
  5. concordaríais
  6. concordarían
pres. de subj.
  1. que concuerde
  2. que concuerdes
  3. que concuerde
  4. que concordemos
  5. que concordéis
  6. que concuerden
imp. de subj.
  1. que concordara
  2. que concordaras
  3. que concordara
  4. que concordáramos
  5. que concordarais
  6. que concordaran
miscelánea
  1. ¡concuerda!
  2. ¡concordad!
  3. ¡no concuerdes!
  4. ¡no concordéis!
  5. concordado
  6. concordando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

concordar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el concordar (corresponder)
    accorderen; overeenstemmen

Vertaal Matrix voor concordar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accorderen concordar; corresponder acuerdo; convenio
kloppen latido; llamada; palpitación
overeenstemmen concordar; corresponder
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accorderen acordar; convenir
een harmonieus geheel vormen concordar; corresponder; quedar bien
eens worden acordar; asentir; concordar; convenir; dar el visto bueno; estar de acuerdo; llegar a un acuerdo; pactar; ponerse de acuerdo
harmoniëren concordar; corresponder; quedar bien
juist zijn coincidir con; concordar; convenir con; corresponder con; ser justo
kloppen coincidir con; concordar; convenir con; corresponder con; ser justo ajustar; celebrar; cerrar; cerrar con llave; coincidir; cojear; corresponder; dar golpecitos en una puerta o ventana; dar golpes; golpear; palpitar; ser justo; temblar; venir bien; vibrar
kloppen met coincidir; coincidir con; concertar; concordar
overeenkomen acordar; asentir; coincidir; coincidir con; concertar; concordar; convenir; dar el visto bueno; estar de acuerdo; llegar a un acuerdo; pactar; ponerse de acuerdo acordar; concordar con; convenir; corresponder a; pactar; parecer; responder a; semejar
overeenkomen met coincidir; coincidir con; concertar; concordar
overeenstemmen acordar; asentir; coincidir con; concordar; convenir; convenir con; corresponder; corresponder con; dar el visto bueno; estar de acuerdo; llegar a un acuerdo; pactar; ponerse de acuerdo; quedar bien; ser justo coincidir; concordar con; convenir; corresponder; corresponder a; pactar; parecer; responder a; semejar
overeenstemmen met coincidir; coincidir con; concertar; concordar
rijmen concordar; rimar
samenstemmen concordar; corresponder; quedar bien
stroken coincidir; coincidir con; concertar; concordar concordar con; convenir; corresponder a; pactar; parecer; responder a; semejar
stroken met coincidir; coincidir con; concertar; concordar

Synoniemen voor "concordar":


Wiktionary: concordar

concordar
verb
  1. in overeenstemming zijn met

Verwante vertalingen van concordar