Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor corromper (Spaans) in het Nederlands

corromper:

corromper werkwoord

  1. corromper (mimar; consentir; malcriar)
    verwennen; vertroetelen
    • verwennen werkwoord (verwen, verwent, verwende, verwenden, verwend)
    • vertroetelen werkwoord (vertroetel, vertroetelt, vertroetelde, vertroetelden, vertroeteld)
  2. corromper (estropear; arruinar; echar a perder)
    corrumperen; verderven
    • corrumperen werkwoord (corrumpeer, corrumpeert, corrumpeerde, corrumpeerden, gecorrumpeerd)
    • verderven werkwoord (verderf, verderft, verdierf, verdierven, verdorven)
  3. corromper (estropear; malograr; destruir; )
    ruïneren; in de war sturen; bederven; verzieken; nekken
    • ruïneren werkwoord (ruïneer, ruïneert, ruïneerde, ruïneerden, geruïneerd)
    • in de war sturen werkwoord
    • bederven werkwoord (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • verzieken werkwoord
    • nekken werkwoord (nek, nekt, nekte, nekten, genekt)
  4. corromper (sobornar; cohechar)
    omkopen; corrumperen
    • omkopen werkwoord (koop om, koopt om, kocht om, kochten om, omgekocht)
    • corrumperen werkwoord (corrumpeer, corrumpeert, corrumpeerde, corrumpeerden, gecorrumpeerd)

Conjugations for corromper:

presente
  1. corrompo
  2. corrompes
  3. corrompe
  4. corrompemos
  5. corrompéis
  6. corrompen
imperfecto
  1. corrompía
  2. corrompías
  3. corrompía
  4. corrompíamos
  5. corrompíais
  6. corrompían
indefinido
  1. corrompí
  2. corrompiste
  3. corrompió
  4. corrompimos
  5. corrompisteis
  6. corrompieron
fut. de ind.
  1. corromperé
  2. corromperás
  3. corromperá
  4. corromperemos
  5. corromperéis
  6. corromperán
condic.
  1. corrompería
  2. corromperías
  3. corrompería
  4. corromperíamos
  5. corromperíais
  6. corromperían
pres. de subj.
  1. que corrompa
  2. que corrompas
  3. que corrompa
  4. que corrompamos
  5. que corrompáis
  6. que corrompan
imp. de subj.
  1. que corrompiera
  2. que corrompieras
  3. que corrompiera
  4. que corrompiéramos
  5. que corrompierais
  6. que corrompieran
miscelánea
  1. ¡corrompe!
  2. ¡corromped!
  3. ¡no corrompas!
  4. ¡no corrompáis!
  5. corrompido
  6. corrompiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor corromper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bederven degeneración; degradación; descomposición; disolución; eliminación; liquidación; podredumbre; putrefacción
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bederven corromper; degenerar; degenerarse; destruir; echar a perder; estropear; malear; malograr abastecerse de; amargar; aniquilar; aplastar; astillar; causar perjuicio; clavar; dar un mate; dañar; debilitar; deshacer; destrozar; destruir; deteriorar; estrellar; estrellarse; estropear; estropearse; hacer daño; hacer pedazos; hacerse añicos; hacerse pedazos; lastimar; lesionar; machacar; meter; pegar hasta romper; perjudicar; podrirse; pudrirse; quebrarse; reventar; romperse; triturar
corrumperen arruinar; cohechar; corromper; echar a perder; estropear; sobornar
in de war sturen corromper; degenerar; degenerarse; destruir; echar a perder; estropear; malear; malograr
nekken corromper; degenerar; degenerarse; destruir; echar a perder; estropear; malear; malograr
omkopen cohechar; corromper; sobornar
ruïneren corromper; degenerar; degenerarse; destruir; echar a perder; estropear; malear; malograr
verderven arruinar; corromper; echar a perder; estropear arruinar; degenerar; degenerarse; malograr
vertroetelen consentir; corromper; malcriar; mimar
verwennen consentir; corromper; malcriar; mimar
verzieken corromper; degenerar; degenerarse; destruir; echar a perder; estropear; malear; malograr estropear

Synoniemen voor "corromper":


Wiktionary: corromper

corromper
verb
  1. iets kapot maken, doen verrotten
  2. (iemand ~) met behulp van geschenken, geld e.d. overhalen om van zijn plicht, partij, overtuiging te verzakent

Cross Translation:
FromToVia
corromper verworden; verderven corrupt — to change from good to bad
corromper omkopen; bederven; verbasteren corrompregâter, altérer, changer en mal.
corromper bederven; verknoeien gâterendommager, mettre en mauvais état, abîmer en donnant une mauvaise forme ou autrement.