Desfigurar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

desfigurar:
- verdraaien; vertekenen; vervormen; een andere vorm geven; kapotmaken; moeren; mollen; knakken; verbasteren; zich omdraaien; verminken; misvormen; mismaken

Spaans

Uitgebreide vertaling voor desfigurar (Spaans) in het Nederlands

desfigurar:

desfigurar werkwoord

desfigurar (desvirtuar)
verdraaien
- verdraaien werkwoord (verdraai, verdraait, verdraaide, verdraaiden, verdraaid)
desfigurar (deformar)
vertekenen
- vertekenen werkwoord (verteken, vertekent, vertekende, vertekenden, vertekend)
desfigurar (dar otra forma; deformar)
vervormen; een andere vorm geven
- vervormen werkwoord (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)
- een andere vorm geven werkwoord
desfigurar (romper; dañar; quebrantar; deformar; fracturar; abusar de; refractar)
kapotmaken; moeren; mollen
- kapotmaken werkwoord (maak kapot, maakt kapot, maakte kapot, maakten kapot, kapot gemaakt)
- moeren werkwoord (moer, moert, moerde, moerden, gemoerd)
- mollen werkwoord (mol, molt, molde, molden, gemold)
desfigurar (quebrar; quebrantar; craquear; cascar; refractar; abusar de; petardear; hacer pedazos)
knakken
- knakken werkwoord (knak, knakt, knakte, knakten, geknakt)
desfigurar (deformar; adaptar; adaptarse)
verbasteren; vervormen
- verbasteren werkwoord (verbaster, verbastert, verbasterde, verbasterden, verbasterd)
- vervormen werkwoord (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)
desfigurar (abrazar; rodear; tornar; enrollar; apartarse; dar la vuelta; tornarse; rebobinar; darse la vuelta; dar media vuelta; estrechar entre los brazos; cambiar de dirección)
zich omdraaien
- zich omdraaien werkwoord
desfigurar (malformar; deformar; afear)
verminken; misvormen; mismaken
- verminken werkwoord (vermink, verminkt, verminkte, verminkten, verminkt)
- misvormen werkwoord (misvorm, misvormt, misvormde, misvormden, misvormd)
- mismaken werkwoord (mismaak, mismaakt, mismaakte, mismaakten, mismaakt)

Conjugations for desfigurar:

presente

desfiguro
desfiguras
desfigura
desfiguramos
desfiguráis
desfiguran

imperfecto

desfiguraba
desfigurabas
desfiguraba
desfigurábamos
desfigurabais
desfiguraban

indefinido

desfiguré
desfiguraste
desfiguró
desfiguramos
desfigurasteis
desfiguraron

fut. de ind.

desfiguraré
desfigurarás
desfigurará
desfiguraremos
desfiguraréis
desfigurarán

condic.

desfiguraría
desfigurarías
desfiguraría
desfiguraríamos
desfiguraríais
desfigurarían

pres. de subj.

que desfigure
que desfigures
que desfigure
que desfiguremos
que desfiguréis
que desfiguren

imp. de subj.

que desfigurara
que desfiguraras
que desfigurara
que desfiguráramos
que desfigurarais
que desfiguraran

miscelánea

¡desfigura!
¡desfigurad!
¡no desfigures!
¡no desfiguréis!
desfigurado
desfigurando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor desfigurar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kapotmaken		romper
knakken		quebrar; quebrarse; resquebrajarse; romper; romperse
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
een andere vorm geven	dar otra forma; deformar; desfigurar
kapotmaken	abusar de; dañar; deformar; desfigurar; fracturar; quebrantar; refractar; romper
knakken	abusar de; cascar; craquear; desfigurar; hacer pedazos; petardear; quebrantar; quebrar; refractar
mismaken	afear; deformar; desfigurar; malformar
misvormen	afear; deformar; desfigurar; malformar
moeren	abusar de; dañar; deformar; desfigurar; fracturar; quebrantar; refractar; romper
mollen	abusar de; dañar; deformar; desfigurar; fracturar; quebrantar; refractar; romper
verbasteren	adaptar; adaptarse; deformar; desfigurar
verdraaien	desfigurar; desvirtuar
verminken	afear; deformar; desfigurar; malformar
vertekenen	deformar; desfigurar
vervormen	adaptar; adaptarse; dar otra forma; deformar; desfigurar	reformar; reorganizar
zich omdraaien	abrazar; apartarse; cambiar de dirección; dar la vuelta; dar media vuelta; darse la vuelta; desfigurar; enrollar; estrechar entre los brazos; rebobinar; rodear; tornar; tornarse

Remove Ads

Vertaal desfigurar van Spaans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor desfigurar (Spaans) in het Nederlands

desfigurar:

desfigurar werkwoord

desfigurar (desvirtuar)

desfigurar (deformar)

desfigurar (dar otra forma; deformar)

desfigurar (romper; dañar; quebrantar; deformar; fracturar; abusar de; refractar)

desfigurar (quebrar; quebrantar; craquear; cascar; refractar; abusar de; petardear; hacer pedazos)

desfigurar (deformar; adaptar; adaptarse)

desfigurar (abrazar; rodear; tornar; enrollar; apartarse; dar la vuelta; tornarse; rebobinar; darse la vuelta; dar media vuelta; estrechar entre los brazos; cambiar de dirección)

desfigurar (malformar; deformar; afear)

Conjugations for desfigurar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Vertaal Matrix voor desfigurar: