Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. eventual:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor eventual (Spaans) in het Nederlands

eventual:

eventual bijvoeglijk naamwoord

  1. eventual (posible; posiblemente)
    eventueel; mogelijk
  2. eventual (acaso; posible; quizás; )
    mogelijk; voorstelbaar; bestaanbaar; denkbaar
  3. eventual (latente; potencial; contingible)
    potentieel; latent

eventual [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el eventual (empleado interino; trabajador interino; temporero)
    de uitzendkracht

Vertaal Matrix voor eventual:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitzendkracht empleado interino; eventual; temporero; trabajador interino
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestaanbaar a lo mejor; acaso; concebible; eventual; imaginable; posible; proponible; quizás; quién sabe; sugerible; tal vez; viable
denkbaar a lo mejor; acaso; concebible; eventual; imaginable; posible; proponible; quizás; quién sabe; sugerible; tal vez; viable
eventueel eventual; posible; posiblemente
latent contingible; eventual; latente; potencial
mogelijk a lo mejor; acaso; concebible; eventual; imaginable; posible; posiblemente; proponible; quizás; quién sabe; sugerible; tal vez; viable acaso; quizás
potentieel contingible; eventual; latente; potencial
voorstelbaar a lo mejor; acaso; concebible; eventual; imaginable; posible; proponible; quizás; quién sabe; sugerible; tal vez; viable

Verwante woorden van "eventual":

  • eventuales

Synoniemen voor "eventual":


Wiktionary: eventual

eventual
adjective
  1. mogelijk

Cross Translation:
FromToVia
eventual eventueel; gebeurlijk éventuel — Qui est subordonné à quelque événement incertain.