Spaans

Uitgebreide vertaling voor expeler (Spaans) in het Nederlands

expeler:

expeler werkwoord

  1. expeler (desterrar; expulsar; echar; exiliar; ahuyentar)
    verbannen; verdrijven; uitbannen; bannen; uitzetten; uitstoten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen
    • verbannen werkwoord (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)
    • verdrijven werkwoord (verdrijf, verdrijft, verdreef, verdreven, verdreven)
    • uitbannen werkwoord (ban uit, bant uit, bande uit, banden uit, uitgebannen)
    • bannen werkwoord (ban, bant, bande, banden, geband)
    • uitzetten werkwoord (zet uit, zette uit, zetten uit, uitgezet)
    • uitstoten werkwoord (stoot uit, stootte uit, uitgestoten)
    • uitwijzen werkwoord (wijs uit, wijst uit, wees uit, wezen uit, uitgewezen)
    • verjagen werkwoord (verjaag, verjaagt, verjaagde, verjaagden, verjaagd)
    • bezweren werkwoord (bezweer, bezweert, bezweerde, bezweerden, bezweerd)
    • wegjagen werkwoord (jaag weg, jaagt weg, joeg weg, joegen weg, weggejaagd)
  2. expeler (expulsar)

Conjugations for expeler:

presente
  1. expelo
  2. expeles
  3. expele
  4. expelemos
  5. expeléis
  6. expelen
imperfecto
  1. expelía
  2. expelías
  3. expelía
  4. expelíamos
  5. expelíais
  6. expelían
indefinido
  1. expelí
  2. expeliste
  3. expelió
  4. expelimos
  5. expelisteis
  6. expelieron
fut. de ind.
  1. expeleré
  2. expelerás
  3. expelerá
  4. expeleremos
  5. expeleréis
  6. expelerán
condic.
  1. expelería
  2. expelerías
  3. expelería
  4. expeleríamos
  5. expeleríais
  6. expelerían
pres. de subj.
  1. que expela
  2. que expelas
  3. que expela
  4. que expelamos
  5. que expeláis
  6. que expelan
imp. de subj.
  1. que expeliera
  2. que expelieras
  3. que expeliera
  4. que expeliéramos
  5. que expelierais
  6. que expelieran
miscelánea
  1. ¡expele!
  2. ¡expeled!
  3. ¡no expelas!
  4. ¡no expeláis!
  5. expelido
  6. expeliendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor expeler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitzetten agrandamiento; ampliación; deportación; dilatación
verjagen desalentador; desanimante; disuasivo
wegjagen desalentador; desanimante; disuasivo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bannen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar
bezweren ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar conjurar serpeintes
uitbannen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar
uitdrijven expeler; expulsar
uitstoten ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar desembarazarse de; deshacerse de; echar; emitir; verter
uitwijzen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar expulsar
uitzetten ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar delimitar; demarcar; deportar; desconectar; desenchufar; echar afuera; elaborar; expulsar; planificar una ruta ó un proyecto
verbannen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar
verdrijven ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar dispersar
verjagen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar dispersar
wegjagen ahuyentar; desterrar; echar; exiliar; expeler; expulsar arrear; dispersar; empujar

Synoniemen voor "expeler":


Wiktionary: expeler


Cross Translation:
FromToVia
expeler verjagen; verdrijven expel — to eject
expeler achterlaten; van de hand doen jettison — to let go or get rid of