Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal figura

Vertaal figura van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. figura:
  2. figurar:
  3. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor figura (Spaans) in het Nederlands

figura:

figura [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la figura (aparición)
    de figuur; de gedaante; de verschijning; het postuur
  2. la figura (hombre; persona; tipo; )
    de persoon; de mens; het mensenkind; iemand; het individu; het wezen
    • persoon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • mens [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • mensenkind [het ~] zelfstandig naamwoord
    • iemand [znw.] zelfstandig naamwoord
    • individu [het ~] zelfstandig naamwoord
    • wezen [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. la figura (aspecto; semblante; aire; expresión; cara)
    de verschijning; het uiterlijk; het voorkomen; de gedaante; het type; de buitenkant; de vorm; het vertoon; het aanzien; het aangezicht; het gelaat
    • verschijning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • uiterlijk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voorkomen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gedaante [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • type [het ~] zelfstandig naamwoord
    • buitenkant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vertoon [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aanzien [het ~] zelfstandig naamwoord
    • aangezicht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • gelaat [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. la figura (forma)
    de silhouet; lichaamslijn; de figuur
  5. la figura (estatura; forma; talla; )
    de vorm; de figuur; de gestalte; de gedaante; het postuur
    • vorm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • figuur [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gestalte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gedaante [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • postuur [het ~] zelfstandig naamwoord
  6. la figura (sombra; tamaño; estatura; )
    de gedaante; de schim
    • gedaante [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • schim [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. la figura (tipo; personaje; tío; individual)
    de figuur; het type; het individu
    • figuur [de ~] zelfstandig naamwoord
    • type [het ~] zelfstandig naamwoord
    • individu [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor figura:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangezicht aire; aspecto; cara; expresión; figura; semblante apariencia; cara; delantera; fachada; faz; fisonomia; frente; frontis; frontispicio; parte de delante; parte delantera; rostro
aanzien aire; aspecto; cara; expresión; figura; semblante alteza; aparición; apariencia; eminencia; estilo; exterior; nobleza; prestigio; reputación; respetabilidad; respeto; semblante; tamaño
buitenkant aire; aspecto; cara; expresión; figura; semblante apariencia; caja; casquillo; cápsula; embalaje; envase; envoltorio; estuche; exterior; paquete
figuur aparecido; aparición; estatura; figura; forma; individual; modal; molde; personaje; postura; silueta; talla; tipo; tío estatura; personaje; porte; postura; talla; tipo
gedaante aire; aparecido; aparición; aspecto; cara; estatura; expresión; fantasma; figura; forma; impresión; modal; molde; personaje; postura; semblante; silueta; sombra; talla; tamaño; tipo; visión apariencia; porte; talla
gelaat aire; aspecto; cara; expresión; figura; semblante cara; faz; fisonomia; rostro
gestalte aparecido; aparición; estatura; figura; forma; modal; molde; personaje; postura; silueta; talla; tipo estatura; postura; talla
iemand figura; género humano; hombre; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo alguien; una persona
individu figura; género humano; hombre; individual; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo; tío género humano; hombre; individuo; persona; personaje; ser humano; tipo
lichaamslijn figura; forma
mens figura; género humano; hombre; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo género humano; hombre; individuo; persona; ser humano
mensenkind figura; género humano; hombre; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo
persoon figura; género humano; hombre; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo género humano; hombre; individuo; persona; ser humano
postuur aparecido; aparición; estatura; figura; forma; modal; molde; personaje; postura; silueta; talla; tipo estatura; porte; postura; talla
schim aparición; estatura; fantasma; figura; forma; impresión; silueta; sombra; tamaño; visión aparición; comparecencia; duende; espantajo; espectro; fantasma; visión
silhouet figura; forma perfil; sombra
type aire; aspecto; cara; expresión; figura; individual; personaje; semblante; tipo; tío categoría; clase; género; tipo
uiterlijk aire; aspecto; cara; expresión; figura; semblante apariencia; porte; talla
verschijning aire; aparición; aspecto; cara; expresión; figura; semblante aparición; apariencia; comparecencia; duende; espantajo; espectro; fantasma; forma de aparecer; visión
vertoon aire; aspecto; cara; expresión; figura; semblante apariencia; manifestacion
voorkomen aire; aspecto; cara; expresión; figura; semblante apariencia; fachada; pretexto
vorm aire; aparecido; aparición; aspecto; cara; estatura; expresión; figura; forma; modal; molde; personaje; postura; semblante; silueta; talla; tipo apariencia; borde; condición; estar en forma; forma; forma física; gálibo; marco; matriz; molde; molde de colada; vaciado en molde; yeso
wezen figura; género humano; hombre; persona; personaje; personalidad; ser humano; tipo género humano; hombre; individuo; persona; ser humano
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanzien dar un vistazo a; mirar a; observar; percibir
voorkomen acontecer; eliminar un inconveniente; evitar; ocurrir; prevenir un problema; suceder
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uiterlijk a más tardar; como más tarde; como máximo; exterior; externo; extrínsico
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
iemand Alguien; Alguien en Windows Live
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
voorkomen bloquear; impedir; levantar barricadas en; obstaculizar

Synoniemen voor "figura":


Wiktionary: figura

figura
noun
  1. afbeelding
Cross Translation:
FromToVia
• figura → figuur; afbeelding ↔ figure — drawing
• figura → personage ↔ figure — person
• figura → vorm ↔ figure — shape

figura vorm van figurar:

figurar werkwoord

  1. figurar (acabar; actuar; hacer teatro; poner en escena; participar en el juego)
    figureren
    • figureren werkwoord (figureer, figureert, figureerde, figureerden, gefigureerd)

Conjugations for figurar:

presente
  1. figuro
  2. figuras
  3. figura
  4. figuramos
  5. figuráis
  6. figuran
imperfecto
  1. figuraba
  2. figurabas
  3. figuraba
  4. figurábamos
  5. figurabais
  6. figuraban
indefinido
  1. figuré
  2. figuraste
  3. figuró
  4. figuramos
  5. figurasteis
  6. figuraron
fut. de ind.
  1. figuraré
  2. figurarás
  3. figurará
  4. figuraremos
  5. figuraréis
  6. figurarán
condic.
  1. figuraría
  2. figurarías
  3. figuraría
  4. figuraríamos
  5. figuraríais
  6. figurarían
pres. de subj.
  1. que figure
  2. que figures
  3. que figure
  4. que figuremos
  5. que figuréis
  6. que figuren
imp. de subj.
  1. que figurara
  2. que figuraras
  3. que figurara
  4. que figuráramos
  5. que figurarais
  6. que figuraran
miscelánea
  1. ¡figura!
  2. ¡figurad!
  3. ¡no figures!
  4. ¡no figuréis!
  5. figurado
  6. figurando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor figurar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
figureren acabar; actuar; figurar; hacer teatro; participar en el juego; poner en escena

Wiktionary: figurar

figurar
verb
  1. een rol vervullen
Cross Translation:
FromToVia
• figurar → afbeelden ↔ abbilden — (transitiv) etwas visuell darstellen oder zeigen, etwa auf einem Foto oder in einer Zeichnung

Verwante vertalingen van figura







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0412 seconde
Page rendered in 1.0 seconds