Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal hacer brillar

Vertaal hacer brillar van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. hacer brillar:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor hacer brillar (Spaans) in het Nederlands

hacer brillar:

hacer brillar werkwoord

  1. hacer brillar (centellear; brillar; dar luz; )
    stralen; fonkelen; schijnen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen
    • stralen werkwoord (straal, straalt, straalde, straalden, gestraald)
    • fonkelen werkwoord (fonkel, fonkelt, fonkelde, fonkelden, gefonkeld)
    • schijnen werkwoord (schijn, schijnt, scheen, schenen, geschenen)
    • flikkeren werkwoord (flikker, flikkert, flikkerde, flikkerden, geflikkerd)
    • glanzen werkwoord (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)
    • sprankelen werkwoord (sprankel, sprankelt, sprankelde, sprankelden, gesprankeld)
    • twinkelen werkwoord (twinkel, twinkelt, twinkelde, twinkelden, getwinkeld)
  2. hacer brillar (brillar; chispear; igualar; aplanar; abrillantar)
    fonkelen; glimmen; glinsteren
    • fonkelen werkwoord (fonkel, fonkelt, fonkelde, fonkelden, gefonkeld)
    • glimmen werkwoord (glim, glimt, glimde, glimden, geglimd)
    • glinsteren werkwoord (glinster, glinstert, glinsterde, glinsterden, geglinsterd)

Conjugations for hacer brillar:

presente
  1. hago brillar
  2. haces brillar
  3. hace brillar
  4. hacemos brillar
  5. hacéis brillar
  6. hacen brillar
imperfecto
  1. hacía brillar
  2. hacías brillar
  3. hacía brillar
  4. hacíamos brillar
  5. hacíais brillar
  6. hacían brillar
indefinido
  1. hice brillar
  2. hiciste brillar
  3. hizo brillar
  4. hicimos brillar
  5. hicisteis brillar
  6. hicieron brillar
fut. de ind.
  1. haré brillar
  2. harás brillar
  3. hará brillar
  4. haremos brillar
  5. haréis brillar
  6. harán brillar
condic.
  1. haría brillar
  2. harías brillar
  3. haría brillar
  4. haríamos brillar
  5. haríais brillar
  6. harían brillar
pres. de subj.
  1. que haga brillar
  2. que hagas brillar
  3. que haga brillar
  4. que hagamos brillar
  5. que hagáis brillar
  6. que hagan brillar
imp. de subj.
  1. que hiciera brillar
  2. que hicieras brillar
  3. que hiciera brillar
  4. que hiciéramos brillar
  5. que hicierais brillar
  6. que hicieran brillar
miscelánea
  1. ¡haz brillar
  2. ¡haced! brillar
  3. ¡no hagas! brillar
  4. ¡no hagáis! brillar
  5. hecho brillar
  6. haciendo brillar
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor hacer brillar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flikkeren centelleo
fonkelen brillo; centelleo; chispeo; esplendor; fulgor
glanzen brillo
glimmen brillo
schijnen brillo; satinado
sprankelen brillo; centelleo; chispeo; esplendor; fulgor
stralen rayos
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flikkeren amanecer; brillar; centellear; clarear; dar luz; destellar; hacer brillar; iluminarse; relampaguear dar vueltas; oscilar; volcar; voltear
fonkelen abrillantar; amanecer; aplanar; brillar; centellear; chispear; clarear; dar luz; destellar; hacer brillar; igualar; iluminarse; relampaguear brillar; centellear; chispear; destellar; fulgurar; relucir; resplandecer
glanzen amanecer; brillar; centellear; clarear; dar luz; destellar; hacer brillar; iluminarse; relampaguear
glimmen abrillantar; aplanar; brillar; chispear; hacer brillar; igualar
glinsteren abrillantar; aplanar; brillar; chispear; hacer brillar; igualar brillar; centellear; chispear; destellar; fulgurar; relucir; resplandecer
schijnen amanecer; brillar; centellear; clarear; dar luz; destellar; hacer brillar; iluminarse; relampaguear brillar; dar luz; fosforescer; parecer; parecerse
sprankelen amanecer; brillar; centellear; clarear; dar luz; destellar; hacer brillar; iluminarse; relampaguear burbujear; chispear; espumar
stralen amanecer; brillar; centellear; clarear; dar luz; destellar; hacer brillar; iluminarse; relampaguear arder de; brillar; irradiar; radiar; relucir; resplandecer
twinkelen amanecer; brillar; centellear; clarear; dar luz; destellar; hacer brillar; iluminarse; relampaguear

Verwante vertalingen van hacer brillar







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0710 seconde
Page rendered in 1.0 seconds