Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal incomodidad

Vertaal incomodidad van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. incomodidad:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor incomodidad (Spaans) in het Nederlands

incomodidad:

incomodidad [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la incomodidad (inconveniente; molestia; molestias; mal)
    het ongemak; het ongerief
    • ongemak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • ongerief [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la incomodidad (molestia; molestias; jaleo; estorbo)
    de soesa; de overlast; de moeite; de hinder; de last
    • soesa [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overlast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • moeite [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • hinder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • last [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la incomodidad (embarazo; retraimiento; carácter huraño; )
    de verlegenheid; de bedeesdheid; de timiditeit; de schroom; de geslotenheid; de schuwheid
  4. la incomodidad (malestar; molestia; disgusto; )
    het onbehagen; de onvrede; de onaangenaamheid; de ontevredenheid; het misnoegen; de onbehaaglijkheid
  5. la incomodidad (dolencia; enfermedad; molestia; achaque; mal)
    slepende ziekte; de stoornis; de kwaal
  6. la incomodidad (empacho; embarazo; timidez)
    de verlegenheid; de gêne; de schroom; gegeneerdheid

incomodidad [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el incomodidad (desagrado; disgusto; insatisfacción; )
    het onbehagen; de onvrede; het misnoegen; de onmin
    • onbehagen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onvrede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • misnoegen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onmin [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor incomodidad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedeesdheid carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez
gegeneerdheid embarazo; empacho; incomodidad; timidez
geslotenheid carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez
gêne embarazo; empacho; incomodidad; timidez
hinder estorbo; incomodidad; jaleo; molestia; molestias agente nocivo; bromista; calamidad; fastidio; irritación; molestia; obstrucción; persona maliciosa; pesada; pesado
kwaal achaque; dolencia; enfermedad; incomodidad; mal; molestia
last estorbo; incomodidad; jaleo; molestia; molestias carga; carga sentimental; cargamento; cargo; empeños; peso
misnoegen desagrado; desazón; descontento; discordia; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia abatimiento; desagrado; descontento; discordia; disgusto; irritación
moeite estorbo; incomodidad; jaleo; molestia; molestias empeños
onaangenaamheid desazón; descontento; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia
onbehaaglijkheid desazón; descontento; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia
onbehagen desagrado; desazón; descontento; discordia; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia
ongemak incomodidad; inconveniente; mal; molestia; molestias dolencia; enfermedad
ongerief incomodidad; inconveniente; mal; molestia; molestias
onmin desagrado; descontento; discordia; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar desacuerdo; descontento; discordia
ontevredenheid desazón; descontento; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia abatimiento; desagrado; descontento; discordia; disgusto
onvrede desagrado; desazón; descontento; discordia; disgusto; incomodidad; insatisfacción; malestar; molestia desacuerdo; descontento; discordia
overlast estorbo; incomodidad; jaleo; molestia; molestias bromista; calamidad; fastidio; irritación; molestia; persona maliciosa; pesada; pesado
schroom carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez cobardía; empacho; temor; timidez
schuwheid carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez embarazo; empacho; encogido; timidez
slepende ziekte achaque; dolencia; enfermedad; incomodidad; mal; molestia
soesa estorbo; incomodidad; jaleo; molestia; molestias empeños
stoornis achaque; dolencia; enfermedad; incomodidad; mal; molestia alteración; conmoción; desarreglo; desorden; disturbios; perturbación; tumulto
timiditeit carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez
verlegenheid carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez

Synoniemen voor "incomodidad":


Wiktionary: incomodidad

Cross Translation:
FromToVia
• incomodidad → overlast ↔ nuisance — minor annoyance or inconvenience







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0404 seconde
Page rendered in 1.0 seconds