Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. intriga:
  2. intrigar:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor intriga (Spaans) in het Nederlands

intriga:

intriga [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la intriga (embrollo; enredo; lío)
    de plot; de verwikkeling; de intrige
    • plot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • verwikkeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • intrige [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. la intriga (enredo; complot; intrigas; maquinaciones)
    de intrige; het gekonkel; de konkelarij

Vertaal Matrix voor intriga:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gekonkel complot; enredo; intriga; intrigas; maquinaciones
intrige complot; embrollo; enredo; intriga; intrigas; lío; maquinaciones
konkelarij complot; enredo; intriga; intrigas; maquinaciones
plot embrollo; enredo; intriga; lío
verwikkeling embrollo; enredo; intriga; lío

Verwante woorden van "intriga":


Synoniemen voor "intriga":


intriga vorm van intrigar:

intrigar werkwoord

  1. intrigar (preguntarse)
    benieuwen
    • benieuwen werkwoord (benieuw, benieuwt, benieuwde, benieuwden, benieuwd)
  2. intrigar (fascinar)
    intrigeren; fascineren; boeien
    • intrigeren werkwoord (intrigeer, intrigeert, intrigeerde, intrigeerden, geïntrigeerd)
    • fascineren werkwoord (fascineer, fascineert, fascineerde, fascineerden, gefascineerd)
    • boeien werkwoord (boei, boeit, boeide, boeiden, geboeid)
  3. intrigar (contribuir; aportar; enredar; hacer entrar)
    konkelen; intrigeren; kuipen
    • konkelen werkwoord (konkel, konkelt, konkelde, konkelden, gekonkeld)
    • intrigeren werkwoord (intrigeer, intrigeert, intrigeerde, intrigeerden, geïntrigeerd)
    • kuipen werkwoord (kuip, kuipt, kuipte, kuipten, gekuipt)
  4. intrigar (obsesionar; fascinar; tomar; )
    obsederen
    • obsederen werkwoord (obsedeer, obsedeert, obsedeerde, obsedeerden, geobsedeerd)

Conjugations for intrigar:

presente
  1. intrigo
  2. intrigas
  3. intriga
  4. intrigamos
  5. intrigáis
  6. intrigan
imperfecto
  1. intrigaba
  2. intrigabas
  3. intrigaba
  4. intrigábamos
  5. intrigabais
  6. intrigaban
indefinido
  1. intrigué
  2. intrigaste
  3. intrigó
  4. intrigamos
  5. intrigasteis
  6. intrigaron
fut. de ind.
  1. intrigaré
  2. intrigarás
  3. intrigará
  4. intrigaremos
  5. intrigaréis
  6. intrigarán
condic.
  1. intrigaría
  2. intrigarías
  3. intrigaría
  4. intrigaríamos
  5. intrigaríais
  6. intrigarían
pres. de subj.
  1. que intrigue
  2. que intrigues
  3. que intrigue
  4. que intriguemos
  5. que intriguéis
  6. que intriguen
imp. de subj.
  1. que intrigara
  2. que intrigaras
  3. que intrigara
  4. que intrigáramos
  5. que intrigarais
  6. que intrigaran
miscelánea
  1. ¡intriga!
  2. ¡intrigad!
  3. ¡no intrigues!
  4. ¡no intriguéis!
  5. intrigado
  6. intrigando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor intrigar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boeien esposas
kuipen barriles
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
benieuwen intrigar; preguntarse
boeien fascinar; intrigar agarrar; cautivar; coger; coger la atención; encadenar; poner las esposas; tomar
fascineren fascinar; intrigar
intrigeren aportar; contribuir; enredar; fascinar; hacer entrar; intrigar
konkelen aportar; contribuir; enredar; hacer entrar; intrigar
kuipen aportar; contribuir; enredar; hacer entrar; intrigar
obsederen coger; despertar curiosidad; enredar; fascinar; intrigar; obsesionar; tomar

Wiktionary: intrigar

intrigar
verb
  1. op listige wijze weten te regelen
  2. interesse wekken, fascineren
  3. met slinkse streken te werk gaan

Cross Translation:
FromToVia
intrigar verbijsteren puzzle — to perplex

Verwante vertalingen van intriga