Mozo in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

mozo:
- ober; kelner; tafelbediende; huisbediende; huisjongen; jongmaatje; herdersjongen; koerier; loopjongen; boodschappenjongen; knechtje; stagiair; iemand die stage loopt
Wiktionary:
- mozo → knaap
- mozo → boy, knecht, steward, jongen, knaap, jochie, joch, kelner

Spaans

Uitgebreide vertaling voor mozo (Spaans) in het Nederlands

el mozo (camarero)
de ober; de kelner; tafelbediende
- ober [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kelner [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- tafelbediende [znw.] zelfstandig naamwoord
el mozo (criado)
de huisbediende; de huisjongen
- huisbediende [de ~] zelfstandig naamwoord
- huisjongen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el mozo (aprendiz; estudiante; miembro juvenil; voluntaria; chiquillo; discípulo; pupila; pupilo; educando; discípula; persona que hace prácticas)
het jongmaatje
- jongmaatje [het ~] zelfstandig naamwoord
el mozo (pastor)
de herdersjongen
- herdersjongen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el mozo (mensajero)
de koerier; de loopjongen; de boodschappenjongen
- koerier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- loopjongen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- boodschappenjongen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el mozo (servidor)
het knechtje
- knechtje [het ~] zelfstandig naamwoord
el mozo (persona que hace prácticas; aprendiz; estudiante; alumno; alumna; chiquillo; discípulo; voluntaria; pupila; miembro juvenil; pupilo; educando; discípula)
de stagiair; iemand die stage loopt
- stagiair [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- iemand die stage loopt [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
boodschappenjongen	mensajero; mozo
herdersjongen	mozo; pastor
huisbediende	criado; mozo
huisjongen	criado; mozo
iemand die stage loopt	alumna; alumno; aprendiz; chiquillo; discípula; discípulo; educando; estudiante; miembro juvenil; mozo; persona que hace prácticas; pupila; pupilo; voluntaria
jongmaatje	aprendiz; chiquillo; discípula; discípulo; educando; estudiante; miembro juvenil; mozo; persona que hace prácticas; pupila; pupilo; voluntaria
kelner	camarero; mozo
knechtje	mozo; servidor
koerier	mensajero; mozo	correo especial; correo urgente; distribuidor; estafeta; expreso; mensajero; repartidor
loopjongen	mensajero; mozo
ober	camarero; mozo
stagiair	alumna; alumno; aprendiz; chiquillo; discípula; discípulo; educando; estudiante; miembro juvenil; mozo; persona que hace prácticas; pupila; pupilo; voluntaria	interno
tafelbediende	camarero; mozo

mozo

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• mozo	→ boy; knecht	↔ knave — archaic: any male servant
• mozo	→ steward	↔ steward — attendant on an airplane
• mozo	→ jongen; knaap; jochie; joch	↔ Junge — männliches Kind
• mozo	→ kelner	↔ garçon — Serveur