Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. poner en orden:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor poner en orden (Spaans) in het Nederlands

poner en orden:

poner en orden werkwoord

  1. poner en orden (reparar; restablecerse; rehabilitar; )
    repareren; herstellen; vernieuwen
    • repareren werkwoord (repareer, repareert, repareerde, repareerden, gerepareerd)
    • herstellen werkwoord (herstel, herstelt, herstelde, herstelden, hersteld)
    • vernieuwen werkwoord (vernieuw, vernieuwt, vernieuwde, vernieuwden, vernieuwd)
  2. poner en orden (arreglar; arreglarse)
    regelen; schikken
    • regelen werkwoord (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • schikken werkwoord (schik, schikt, schikte, schikten, geschikt)
  3. poner en orden (arreglar; desempeñar; rescatar; asistir en el parto; redimir)
    goedmaken; bijleggen; ruzie afsluiten
    • goedmaken werkwoord (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)
    • bijleggen werkwoord (leg bij, legt bij, legde bij, legden bij, bijgelegd)
    • ruzie afsluiten werkwoord
  4. poner en orden (arreglar; restaurar; ajustar; despachar)
    herstellen; in orde brengen; in orde maken
    • herstellen werkwoord (herstel, herstelt, herstelde, herstelden, hersteld)
    • in orde brengen werkwoord (breng in orde, brengt in orde, bracht in orde, brachten in orde, in orde gebarcht)
    • in orde maken werkwoord (maak in orde, maakt in orde, maakte in orde, maakten in orde, in orde gemaakt)

Conjugations for poner en orden:

presente
  1. pongo en orden
  2. pones en orden
  3. pone en orden
  4. ponemos en orden
  5. ponéis en orden
  6. ponen en orden
imperfecto
  1. ponía en orden
  2. ponías en orden
  3. ponía en orden
  4. poníamos en orden
  5. poníais en orden
  6. ponían en orden
indefinido
  1. puse en orden
  2. pusiste en orden
  3. puso en orden
  4. pusimos en orden
  5. pusisteis en orden
  6. pusieron en orden
fut. de ind.
  1. pondré en orden
  2. pondrás en orden
  3. pondrá en orden
  4. pondremos en orden
  5. pondréis en orden
  6. pondrán en orden
condic.
  1. pondría en orden
  2. pondrías en orden
  3. pondría en orden
  4. pondríamos en orden
  5. pondríais en orden
  6. pondrían en orden
pres. de subj.
  1. que ponga en orden
  2. que pongas en orden
  3. que ponga en orden
  4. que pongamos en orden
  5. que pongáis en orden
  6. que pongan en orden
imp. de subj.
  1. que pusiera en orden
  2. que pusieras en orden
  3. que pusiera en orden
  4. que pusiéramos en orden
  5. que pusierais en orden
  6. que pusieran en orden
miscelánea
  1. ¡pon! en orden
  2. ¡poned! en orden
  3. ¡no pongas! en orden
  4. ¡no pongáis! en orden
  5. puesto en orden
  6. poniendo en orden
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor poner en orden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedmaken arreglo
regelen atonar; organizar; poner a tono; regular
schikken arreglar; ordernar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijleggen arreglar; asistir en el parto; desempeñar; poner en orden; redimir; rescatar ajustir; añadir; contribuir a los gastos; dirimir; pagar un suplemento; suplir
goedmaken arreglar; asistir en el parto; desempeñar; poner en orden; redimir; rescatar arreglar; compensar; corregir; dar alcance a; fijar; mejorar; modificar; perfeccionar; poner recto; reajustar; recompensar; rectificar; recuperar; rehabilitar; remendar; remunerar; renovar; reparar; resarcir de; restaurar
herstellen ajustar; arreglar; corregir; despachar; poner en orden; rehabilitar; reparar; reponerse; restablecer; restablecerse; restaurar actualizar; alzar; arreglar; cambiar; corregir; fijar; florecer; innovar; levantar; mejorar; modernizar; modificar; perfeccionar; prosperar; reajustar; rectificar; recuperar; reformar; rehabilitar; remendar; renovar; reorganizar; reparar; restaurar; sanear
in orde brengen ajustar; arreglar; despachar; poner en orden; restaurar
in orde maken ajustar; arreglar; despachar; poner en orden; restaurar arreglar; finalizar; solucionar; tener acabado; tener listo; terminar
regelen arreglar; arreglarse; poner en orden ajustar; arreglar; comenzar; construir; dirigir; erigir; establecer; estructurar; finalizar; formar; fundar; iniciar; levantar; montar; organizar; poner; poner en pie; regular; sintonizar; solucionar; tener acabado; tener listo; terminar
repareren ajustar; arreglar; corregir; poner en orden; rehabilitar; reparar; reponerse; restablecer; restablecerse; restaurar arreglar; corregir; fijar; mejorar; modificar; perfeccionar; reajustar; rectificar; rehabilitar; remendar; renovar; reparar; restaurar
ruzie afsluiten arreglar; asistir en el parto; desempeñar; poner en orden; redimir; rescatar
schikken arreglar; arreglarse; poner en orden ajustir; convenir; dirimir; hacer paces
vernieuwen ajustar; arreglar; corregir; poner en orden; rehabilitar; reparar; reponerse; restablecer; restablecerse; restaurar actualizar; alzar; cambiar; cambiar por; florecer; innovar; levantar; modernizar; prosperar; reemplazar; reformar; rehabilitar; renovar; reorganizar; reparar; reponer; restaurar; sanear; sustituir
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
herstellen restauración

Wiktionary: poner en orden


Cross Translation:
FromToVia
poner en orden schikken arrange — to put in order

Verwante vertalingen van poner en orden