Home ->Woordenboeken ->Frans/Duits ->Vertaal gifle

Vertaal gifle van Frans naar Duits

Overzicht
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gifle:
  2. gifler:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor gifle (Frans) in het Duits

gifle:

gifle [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la gifle (claque; coup; tape)
    der Klaps; der Stoß; der Hau
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stoß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hau [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. la gifle (claque; coup)
    der Schlag; der Hieb; der Klaps
    • Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. la gifle (torgnole; baffe; pain; )
    der Schlag; der Hieb; der Puff; die Maulschelle; die Ohrfeige; der Bums; der Klaps
    • Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Puff [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Maulschelle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Ohrfeige [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Bums [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. la gifle (claque; coup; petit coup; tape)
    der Schlag; der Klaps; der Hieb; der leichter Schlag
    • Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Klaps [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • leichter Schlag [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. la gifle (claque)
    die Ohrfeige
    • Ohrfeige [die ~] zelfstandig naamwoord
  6. la gifle (soufflet; claque; calotte)
    die Ohrfeige; die Maulschelle

Vertaal Matrix voor gifle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bums baffe; beigne; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; torgnole boum; butoir; cahot; choc; coup; coup de pouce; coup violent; floc; fracas; grondement; heurt; impulsion; lourde chute; petit coup; plouf; poussée; éclat
Hau claque; coup; gifle; tape
Hieb baffe; beigne; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; tape; torgnole balafre; beigne; bourrade; calotte; chataîgne; claque; coup; coup de hache; coup de poing; gnon; marron; torgniole; torgnole
Klaps baffe; beigne; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; tape; torgnole chataîgne; claque; coup; coup de poing; gnon; marron; petit coup; tape; torgnole; touché sur le nez
Maulschelle baffe; beigne; calotte; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; soufflet; torgnole
Ohrfeige baffe; beigne; calotte; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; soufflet; torgnole calotte; claque
Puff baffe; beigne; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; torgnole backgammon; butoir; cahot; chataîgne; choc; coup; coup de pouce; gnon; heurt; impulsion; marron; petit coup; poussée; trictrac
Schlag baffe; beigne; claque; coup; coup dur; gifle; heurt; pain; petit coup; tape; torgnole boum; butoir; cahot; choc; claque; concierge; coup; coup de poing; coup de pouce; espèce; flash; floc; foudre; gardien d'immeuble; genre; heurt; impulsion; jambes cloches; petit coup; pigeonnier; plouf; portier; poussée; race; torgnole; variété; éclair
Stoß claque; coup; gifle; tape accrochage; accumulation; altercation; amoncellement; assemblage; boum; butoir; cahot; choc; collision; conflit; coup; coup de pouce; cumul; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; entassement; floc; heurt; impulsion; litige; masse; monceau; montagne; mouvement brusque; nage; petit coup; pile; plouf; poussée; quantité; querelle; ramas; rassemblement; saccade; secousse; tas; à-coup
leichter Schlag claque; coup; gifle; petit coup; tape petit coup; tape

Synoniemen voor "gifle":


Wiktionary: gifle

gifle
noun
  1. Coup sur la joue
gifle
noun
  1. süddeutsch, österreichisch: ein Schlag mit der flachen Hand ins Gesicht
  2. ein Schlag mit der flachen Hand ins Gesicht
  3. ein leichter Schlag auf die Wange, eine Ohrfeige
Cross Translation:
FromToVia
• gifle → Klaps; Schlag ↔ slap — A blow.
• gifle → Ohrfeige ↔ slap in the face — slap in the face or on the cheek

gifle vorm van gifler:

gifler werkwoord (gifle, gifles, giflons, giflez, )

  1. gifler (administrer une gifle)
    auswischen
    • auswischen werkwoord (wische aus, wischt aus, wischte aus, wischtet aus, ausgewischt)

Conjugations for gifler:

Présent
  1. gifle
  2. gifles
  3. gifle
  4. giflons
  5. giflez
  6. giflent
imparfait
  1. giflais
  2. giflais
  3. giflait
  4. giflions
  5. gifliez
  6. giflaient
passé simple
  1. giflai
  2. giflas
  3. gifla
  4. giflâmes
  5. giflâtes
  6. giflèrent
futur simple
  1. giflerai
  2. gifleras
  3. giflera
  4. giflerons
  5. giflerez
  6. gifleront
subjonctif présent
  1. que je gifle
  2. que tu gifles
  3. qu'il gifle
  4. que nous giflions
  5. que vous gifliez
  6. qu'ils giflent
conditionnel présent
  1. giflerais
  2. giflerais
  3. giflerait
  4. giflerions
  5. gifleriez
  6. gifleraient
passé composé
  1. ai giflé
  2. as giflé
  3. a giflé
  4. avons giflé
  5. avez giflé
  6. ont giflé
divers
  1. gifle!
  2. giflez!
  3. giflons!
  5. giflé
  6. giflant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor gifler:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auswischen administrer une gifle; gifler

Synoniemen voor "gifler":


Wiktionary: gifler

gifler
verb
  1. frapper quelqu’un avec la main sur la joue.
Cross Translation:
FromToVia
• gifler → klatschen; schlagen; patschen; ohrfeigen ↔ slap — to give a slap

Verwante vertalingen van gifle







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0340 seconde
Page rendered in 1.0 seconds