Overzicht
Frans naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bricoleur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor bricoleur (Frans) in het Engels

bricoleur:

bricoleur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le bricoleur
    the bungler; the fly-by-night
  2. le bricoleur
    the handyman; the jack-of-all-trades
  3. le bricoleur
    the floater; the odd-jobber
  4. le bricoleur (bousilleur)
    the botchers
    • botchers [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. le bricoleur (bricoleuse)
    the jack-of-all-trades
  6. le bricoleur (bousilleur; amateur; gâte-métier)
    the bungler; the botcher
    • bungler [the ~] zelfstandig naamwoord
    • botcher [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bricoleur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
botcher amateur; bousilleur; bricoleur; gâte-métier
botchers bousilleur; bricoleur
bungler amateur; bousilleur; bricoleur; gâte-métier andouille; bousilleur; brimborion; chiffon; colificheur; drôle de type; empoté; gaffeur; gâte-métier; loque; maladroit; malheureux; manchot; menuisier qui travaille au riflard; pauvre diable; pauvre malheureux; pauvre type
floater bricoleur flotteur
fly-by-night bricoleur
handyman bricoleur factotum
jack-of-all-trades bricoleur; bricoleuse
odd-jobber bricoleur

Synoniemen voor "bricoleur":

  • bidouilleur

Wiktionary: bricoleur

bricoleur
noun
  1. Celui, celle qui bricole.

Cross Translation:
FromToVia
bricoleur handyman; tinkerer TüftlerBastler, jemand der gerne Schwieriges herauszufinden versucht, dies durch Herumbasteln, Ausprobieren und Nachdenken